
Geld en banken
Geld kom je in verschillende vormen tegen: je hebt munten en bankbiljetten, je hebt geld op je bankrekening en je hebt geld op je chipknip.
Veel van dat geld wordt gebruikt om producten te kopen, maar met geld kun je ook sparen en geld is gemakkelijk om de waarde van iets aan te geven.
Wat je van je geld kunt kopen, hangt af van de prijs van producten. Producten zijn nu duurder dan twintig jaar geleden, maar mensen verdienen nu ook meer dan twintig jaar terug.
De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Duurder of goedkoper'.
Je onderzoekt waarom de prijzen van sommige producten stijgen en waarom de prijzen van andere producten juist dalen.
Je onderzoek sluit je af met het schrijven van een kort artikel over redenen van prijsveranderingen.
Je sluit het thema af met een diagnostische toets. De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen. Je moet 80% van de vragen goed beantwoorden om een voldoende te scoren voor de toets.