Vragen

Geef het uit als geld - Vragen

Nick (18) heeft drie weken vakantiewerk gedaan. Hij verdient het minimumjeugdloon. Nu is het tijd om af te rekenen. Hij ontvangt zijn loon op zijn bankrekening.

  1. Zijn vader is van mening dat Nick meer geld had moeten ontvangen dan alleen het minimumjeugdloon. “Jij had vakantiegeld moeten krijgen.” Maar Nick denkt dat hij geen recht op vakantiegeld heeft. 
    Geef bij elke uitspraak aan of hij juist of onjuist is.
    Wie heeeft gelijk? Kies het juiste antwoord.
    1. Nick, hij heeft maar drie weken gewerkt.
    2. Nick, hij heeft met de werkgever niets afgesproken over vakantiegeld.
    3. Vader, ook een vakantiewerker heeft recht op vakantiegeld.
    4. Vader, vanaf 18 jaar krijgt iedereen vakantiegeld.
       
  2. Nick gebruikt een deel van zijn loon voor de betaling van de jaarlijkse contributie van € 80 aan de sportvereniging. Welke functie heeft het geld bij de betaling van de contributie?
    1. rekenmiddel
    2. ruilmiddel
    3. spaarmiddel
       
  3. Nick herinnert zich uit de economieles dat je het geld op verschillende manieren kunt indelen. Bekijk het schema.
    Welke woorden moeten staan bij de cijfers 1 en 2? 
    1 = ..... 
    2 = ....
     
  4. Nick koopt een flesje frisdrank. Hij betaalt contant. Hij had ook met zijn pinpas of chipknip kunnen betalen. In de krant stond een verhaal over het betalen met contant geld. Als je met contant geld betaalt, kost het de winkelier gemiddeld 30 cent per keer. 

    Chipknip-betalingen kosten de winkelier 4 cent per keer.

    Het betalen met contant geld is voor een winkelier duur.
    Geef twee voorbeelden van kosten die door een winkelier gemaakt worden als een klant contant betaalt.

Als Nick grote bedragen moet betalen, gebruikt hij zijn pinpas. Kleine bedragen betaalt hij contant. Nick denkt dat contant betalen hem zelf niets kost. 
Maar volgens zijn economieleraar betalen alle consumenten mee aan de kosten van het betalingsverkeer als zij contant betalen.

  1. Waarom betalen alle consumenten mee als zij met contant geld betalen?
  2. Nick heeft een creditsaldo van € 10 op zijn rekening. 
    Hij koopt een spijkerbroek voor € 55 die hij met de pinpas betaalt. 
    Hij haalt € 70 uit de geldautomaat en een zak drop van € 2,25 betaalt hij met het geld dat hij heeft opgenomen. 
    Bereken zijn debetsaldo na de verwerking van deze transacties.
  3. Nick bekijkt de site van het NIBUD (Nationaal Instituut voor budgetvoorlichting). 
    Het NIBUD adviseert mensen die niet veel geld hebben om contant te betalen. 
    “Dat geldt dus ook voor mij”, zegt Nick. “Ik heb altijd geld tekort.”
    Waarom is het voor Nick verstandig contant te betalen?