Antwoorden

Stap 2

  1. Geld wordt gebruikt als rekenmiddel.
  2. Geld wordt gebruikt als ruil- of betaalmiddel.
  3. Geld wordt gebruikt als spaar- of oppotmiddel.
  4. Geld wordt gebruikt als rekenmiddel (vergelijken van prijzen) en als betaalmiddel (kopen van de scooter).