Import of invoer: spullen van het buitenland naar Nederland halen.
Export of uitvoer: spullen uit Nederland naar het buitenland vervoeren.
Transit of doorvoer: spullen van het ene land worden via Nederland naar een ander land vervoerd.
Infrastructuur: alle verbindingen van het ene punt naar het andere punt.
Mainport: een knooppunt in het vervoeren van mensen of spullen.