Wladimir Peter Köppen (1846–1940) was een Russische geograaf, meteoroloog, klimatoloog en botanicus van Duitse afkomst. Köppen heeft de grenzen van klimaatgebieden vastgesteld aan de hand van het verspreidingsgebied van bepaalde planten.
Köppen ontwierp een klimaatclassificatie in 1880 en verbeterde en verfijnde zijn classificatie regelmatig. De volledige versie verscheen voor het eerst in 1918 en de uiteindelijke versie werd in 1936 uitgebracht, toen hij negentig was.
Hij merkte onder meer op:
Aan het einde van zijn leven, werkte Köppen samen met de Duitse klimatoloog Rudolf Geiger. Na Köppens dood in 1940 werkte Geiger verder aan aanpassingen van het klimaatclassificatiesysteem. Daarom wordt de classificatie naast het ‘Klimaatsysteem van Köppen’ ook wel het ‘Klimaatsysteem van Köppen-Geiger’ genoemd.
Köppen maakte een eerste verdeling in drie niveaus:
De tropische zone verdeelt hij in een natte zone (A) en een droge (B).
De gematigde zone verdeelt hij in een zone met een matigende zeewind (C) en zonder een matigende zeewind (D), waar de verschillen tussen zomer en winter groter zijn. Bij D-klimaten is het in de winter vaak erg koud omdat er geen zachte zeewind over het land waait. In de zomer is het vaak heel erg warm, omdat er geen verkoeling van de zee is.
De polaire zone krijgt de letter E.
Deze verdeling in A-, B-, C-, D- en E-klimaten worden ook wel klimaatgebieden (volgens Köppen) genoemd.
Onderstaand zie je de eerste grove verdeling:
Grove indeling | Benaming |
A | Tropische (regenwoud)klimaten |
B | Woestijn- of droge klimaten |
C | Zee- of maritieme klimaten |
D | Land- of continentale klimaten |
E | Poolklimaten |
Köppen verbond temperatuurgrenzen aan zijn indeling:
A- en B-klimaten
------------------- = 18o isotherm van de koudste maand gemiddeld
C-klimaat
------------------- = -3o isotherm van de koudste maand gemiddeld
D-klimaat
------------------- = 10o isotherm van de warmste maand gemiddeld
E-klimaat
Wordt het gemiddeld (over een periode van 30 jaar) kouder dan -3 oC spreken we van een D-klimaat. Wordt het zelfs hartje zomer niet warmer dan 10 oC (gemiddeld over een periode van 30 jaar), dan spreken we van een E-klimaat.
A-klimaten: Temperatuur is het hele jaar door ongeveer gelijk. Het regent veel.
B-klimaten: Groot verschil tussen de dag- en nachttemperatuur. Het regent zelden.
C-klimaten: Wisselende weeromstandigheden. Geen sprake van extreme zomers en winters. Geen sprake van extreme droogte.
D-klimaten: Grote verschillen tussen zomer en winter. Winters zijn lang en koud. Zomers zijn kort en warm.
E-klimaten: Geen warme zomers. De temperatuur komt nooit boven de 10 oC.
Deze eerste grove indeling, gebaseerd op temperatuur en neerslag, sluit ook goed aan bij het type vegetatie:
A-klimaten: Tropische vegetatie (tropische regenwoud, veel soorten loofbomen, orchideeën)
B-klimaten: Woestijnvegetatie (veel cactussoorten)
C-klimaten: Loofbomen
D-klimaten: Naaldbomen
E-klimaten: Toendra (grassen, mossen, korstmossen, dwergstruiken) of eeuwige sneeuw