Aardbevingen vinden zowel op het land als in zee plaats. Als het epicentrum op de zeebodem ligt wordt de beving ook wel een zeebeving genoemd. Een zeebeving kan worden gevolgd door een tsunami.
Tsunami is de samentrekking van de twee Japanse woorden tsu (haven) en nami (golf). Deze term werd vanaf 2004 ook in het Westen bekender.
Een tsunami is een vloedgolf maar beide begrippen dekken elkaar niet geheel. Het woord 'vloedgolf' is een ruimer begrip. Het slaat op een getijdengolf die bij vloed of springvloed ondiepe baaien of riviermondingen binnen loopt of op een golf ten gevolge van een stuwdamdoorbraak.
Een tsunami is een vloedgolf uit de zee die de kuststrook onverwacht overspoelt, veelal veroorzaakt door een zeebeving. Het ‘onverwachte’ heeft alles te maken met de snelheid van een tsunami. Tijdens de zeebeving van 2004 bereikte de tsunami een snelheid van 800-900 kilometer per uur!
De aardbeving die zich in oktober 2020 voordeed in de Egeïsche zee en aanzienlijke schade aanrichtte in o.a. de Turkse stad Izmir, veroorzaakte een tsunami die straten in de Turkse stad overspoelden.
Bekijk de video.
Bekijk de afbeelding en de clipphanger om te zien hoe een tsunami ontstaat.
In 2011 werd Japan getroffen door een aardbeving, gevolgd door een tsunami.
De volgende video toont duidelijk aan dat niet zozeer de aardbeving, als wel de tsunami de grootste schade heeft veroorzaakt.
Deze aardbeving was niet alleen de op vier na zwaarste beving die ooit gemeten is (ramp 1), gevolgd door een van de hevigste tsunami’s ooit (ramp 2), maar er kwam nog een derde ramp bij.
In het gebied vlak bij het epicentrum van de aardbeving liggen vier kerncentrales: Onagawa, Tokai, Fukushima I en Fukushima II. Door de tsunami werd de noodstroomvoorziening vernield, waardoor de koeling van de kernreactoren uitviel. Bij drie kernreactoren vond er een kernsmelting (meltdown) plaats en kwam er veel radioactief materiaal vrij.
In een straal van eerst 20, later 30 kilometer rond de centrale moesten meer dan 200.000 mensen worden geëvacueerd.
De volgende afbeelding toont de aardbevingsgebieden en vulkanen bij Japan. De vulkanen lopen langs dezelfde lijnen als de breuklijnen in de aardkorst. De aardbevingen doen zich vooral voor langs de oostkust van het noorden van Honshu (het grootste eiland van Japan).
Vergelijk de kaart met de kaart van de kerncentrales. Je ziet in één oogopslag dat er verschillende kerncentrales in het aardbevingsgebied liggen. De kerncentrales van Japan zijn geen uitzondering.
Volgens het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) ligt 20% van alle kerncentrales wereldwijd in een aardbevingsgevoelig gebied: tussen de tachtig en negentig kerncentrales!