Stap 1 - Hoe ontstaan aardbevingen?

Een van de manieren waarop een aardbeving kan ontstaan is als ‘aardplaten’ tegen elkaar duwen. In andere lessen ben je de termen ‘aardplaten’ of  ‘tektonische’ platen vast al eens tegengekomen.
In de platentektoniek, de theorie die de ligging van continenten, oceanen, gebergten en andere structuren aan het aardoppervlak verklaart, wordt vooral de laatste term gebruikt.
Omdat deze platen alles met aardbevingen te maken hebben, frissen we even je geheugen op.

De hele aarde is bedekt met bewegende tektonische platen. Die bewegingen gaan langzaam, maar wel snel genoeg om over tientallen miljoenen jaren grote veranderingen te zien. Satellietmetingen tonen aan dat de snelheid ligt tussen de 0-10 cm per jaar.
Er zijn nu zeven grote aardplaten: de Noord-Amerikaanse, de Zuid-Amerikaanse, de Pacifische (de grootste), de Afrikaanse, de Euraziatische, de Australische en de Antarctische tektonische plaat. Daarnaast zijn er diverse kleinere platen.



De platen grenzen aan elkaar. De plek waar ze elkaar tegenkomen noemen we plaatranden of plaatgrenzen.
Bij platen die langzaam uit elkaar drijven, spreken we van divergente plaatgrenzen.
Bij platen die naar elkaar toe bewegen en waarbij de ene plaat onder de andere duikt, spreken we van convergente plaatgrenzen.
Daarnaast zijn er platen die langs elkaar schuiven, in dat geval spreken we van transforme plaatgrenzen.
Bekijk in de Grote Bosatlas of Alcarta de kaart Zuidoost-Azië - Tektoniek en vulkanisme.

Bij de verschuivingen tussen tektonische plaatsen wordt spanning opgebouwd in de aardkorst. Als die spanning te groot wordt, kan er in de plaat een plotselinge breuk optreden. Die breuk is verantwoordelijk voor een schok die als een aardbeving gevoeld wordt.

Op deze afbeelding zie je waar aardbevingen hebben plaatsgevonden tussen 1978 en 1987. Elke rode stip staat voor één aardbeving. Als je de locaties van aardbevingen vergelijkt met de plaatgrenzen zie je dat verreweg de meeste aardbevingen zich langs de plaatranden plaatsvinden.