Stap 1: Nederland = (om)laagland

Grote delen van Nederland zouden onder water verdwijnen zonder het bestaan van dijken en andere waterkeringen.

Het zijn vooral menselijke ingrepen die Nederland drastisch hebben veranderd.
Het is begonnen met de ontbossing van Nederland. De oude naam Holland komt waarschijnlijk van holt (hout). Ooit werd ons land gekenmerkt door de aanwezigheid van vele bossen, maar daar is nu niet zoveel meer van over.
Binnen enkele eeuwen hebben we het grootste deel daarvan gekapt.

Daar hield het niet mee op. We hebben bochten van rivieren afgesneden zodat het water sneller stroomt. We hebben grote stukken van rivieren gekanaliseerd voor de scheepvaart. Het kanaliseren is bedoeld om het water sneller af te voeren, zodat de bovenstrooms gelegen landerijen minder wateroverlast hebben.

Er zijn kribben aangelegd in de rivier. Dat doen we om de rivier in zijn stroombed te houden, waardoor de stroomgeul dieper en de bevaarbaarheid verbeterd wordt. De bevaarbaarheid hebben we vergroot met het aanleggen van stuwen en sluizen.

De verstedelijking langs de grote rivieren is de afgelopen honderd jaar sterk toegenomen. De natuur langs de rivieren maakte plaats voor gebouwen en straten. We spreken in zo’n geval van de verstening van het oppervlak (zie ook Stap 3).

Om onze woon- en werkplekken te beschermen hebben we de dijken verzwaard. Deze dijkverzwaring zorgde ervoor dat de rivier bij hoogwater minder makkelijk overstroomde.

Al deze ingrepen hebben het mogelijk gemaakt dat we kunnen wonen op plekken die anders onder water zouden staan.

Het laagste punt van Nederland bevindt zich in een weiland in de Zuidplaspolder ten noordoosten van Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen op een hoogte van 6,76* meter onder NAP. Aan de rand van dit weiland langs de snelweg A20 staat het monument voor het laagste punt van Nederland. De voet van dit monument geeft dat laagste punt aan.

* Bij het monument staat op een tekst dat het laagste punt op -6,74 NAP ligt, maar bij nameting bleek dat -6,76 NAP te zijn.

Bodemdaling

Grote delen van Nederland worden gekenmerkt door een langzame, natuurlijke daling van de bodem. Vroeger werd het dalen van de bodem gecompenseerd door afzetting van klei en zand door de grote rivieren. Bij elke overstroming werd een beetje sediment afgezet.
In de middeleeuwen is men in Nederland begonnen met het aanleggen van dijken. Daardoor krijgen rivieren niet meer de kans om grote stukken land blank te zetten en de natuurlijke bodemdaling te compenseren.

Menselijke ingrepen kunnen de bodemdaling versterken: ontwatering van veengebieden bijvoorbeeld, heeft inklinking tot gevolg, net als gasboringen in het noorden van ons land. Daardoor daalt de bodem nog sterker dan van nature al gebeurt.