Grootheden bij elektriciteit

Hoe elektriciteit werkt

 

Stel je eens voor; een oude houtzagerij aangedreven door een schoepenrad in een beek. Het water stroomt met enige snelheid tegen de schoepen van het rad, waardoor dit gaat draaien. Met de energie op de rondgaande as kan men de zagerij aandrijven.

 

Je kan stromend water vergelijken met elektrische energie:

De snelheid waarmee het water stroomt zie je terug als de grootheid spanning. De eenheid hiervan is Volt. De meeste landen gebruiken een spanning van ongeveer 230 Volt.

 

De hoeveelheid water die in een bepaalde tijd door de beek stroomt zie je terug als stroomsterkte. De eenheid hiervan is Ampère.

 

Om het schoepenrad te laten draaien heb je beide grootheden nodig, namelijk véél water dat met hoge snelheid tegen het rad stroomt is het beste. Ontbreekt een van beide grootheden, staat het rad nagenoeg stil.

 

De energie die vrijkomt druk je uit in vermogen. Dit staat voor het vermogen om arbeid te leveren. Bij elektriciteit drukken we vermogen uit in de eenheid Watt.

 

Spanning x stroomsterkte = vermogen

 

Je weet dat elektrische apparaten met een stekker een spanning nodig hebben van 230 Volt. Nu kan je een paar grootheden eenvoudig uitrekenen:

 

We nemen als voorbeeld een boormachine met een vermogen van 750 Watt. (dit staat op het typeplaatje)

 

230 Volt x Stroomsterkte = 750 Watt

750/230 = 3,3 Ampère

 

Opdracht:

De docent heeft een aantal elektrische apparaten klaar liggen. Je bepaald voor elk apparaat wat de grootheden zijn.