Om je werk goed uit te voeren moet je goed kunnen communiceren. Je praat altijd al met je klasgenoten, je familie, je vrienden enzovoort. Maar hoe communiceer je in een zorg-/begeleidingssituatie? Waar moet je op letten? Zijn er tips?
Daarnaast ben je in je werk continue bezig met de begeleiding van de zorgvrager/cliënten. En hoe begeleid je de zorgvrager/cliënt nu op de best passende manier? Wat is mijn eigen begeleidingsstijl? En past die wel bij de wensen en de behoeften van de cliënt? Hoe zorg ik er voor dat de regie vooral bij mijn cliënt blijft?
Bovenstaande vraagstukken komen uitgebreid in deze lessen aan bod.
Kom je verder in je opleiding dat leer je ook omgaan met crisissituaties. Denk hierbij aan gedrag van een cliënt dat door iets plotseling verandert. Je oefent bijvoorbeeld in het omgaan met agressief gedrag of juist ontwijkend gedrag. Je leert ook hoe een speciale gesprekken moet voeren.
In jouw werk met de cliënt heb je ook veel met de omgeving te maken. Denk aan de familie, buren, vrienden & kennissen van de cliënt of andere betrokken instanties. Oftewel, de cliënt heeft een netwerk om zich heen waar je in de begeleiding van de cliënt gebruik van maakt of moet gaan maken. Maar dan moet je wel goed in beeld hebben wie er zoal in het netwerk zit of zou kunnen zitten. Het is belangrijk dat je leert hoe je dit netwerk samen met de cliënt in kaart brengt en de cliënt stimuleert dat hij gebruik maakt van zijn netwerk.
Daarnaast zul je niet altijd zelf alle deskundigheid in huis hebben om de cliënt te kunnen ondersteunen bij zijn problematiek. Het is belangrijk om te weten welke hulpverlenende instanties nog meer een bijdrage kunnen leveren aan het omgaan met de problematiek van de cliënt.