2H05.4 Opgaven ..............................................................................................................
1 | Balans |
Hier rechts zie je de balans uit het filmpje.
Links van de steen zie je 2 zakken en 1 losse knikker.
Rechts van de steen zie je 7 losse knikkers.
Wanneer we een vergelijking oplossen willen we de onbekende uitrekenen. We willen dus weten hoeveel 1 zak waard is.
2 | Balans |
In plaats van een wipwap (de steen uit het filmpje) kun je ook een ouderwetse weegschaal gebruiken om de balansmethode voor je te zien.
Op de balans hiernaast zie je uitgebeeld:
2 + 4x = 12
3 | Balans |
Hiernaast zie je een balans getekend.
4 | Waar zit de fout? |
Hierboven zie je de balans getekend die hoort bij de vergelijking
2x + 1 = 9
Hieronder zie je de uitwerking van de vergelijking. Ergens gaat het fout.
2x + 1 | = | 9 |
-1x | -1x | |
1x + 1 | = | 8 |
-1 | -1 | |
1x | = | 7 |
Begrijp je nog niet helemaal wat we aan het doen zijn? Bekijk dan dit nog even voordat je verder gaat met vraag vijf.
5 | Balans |
Vul in: De balans hiernaast is in evenwicht.
4 + 5x | = | 10 + 3x |
... | ... | |
5x | = | 6 + 3x |
... | ... | |
... | = | 6 |
... | ... | |
x | = | ..... |
Het op deze manier oplossen van een vergelijking noem je de .........
Lukt het je niet om de balans op te lossen? Bekijk dan even dit
6 | Teken zelf de balans |
8x + 6 = 2x + 24
8x + 6 | = | 2x + 24 |
... | ... | |
..... + 6 | = | 24 |
... | ... | |
..... | = | ..... |
... | ... | |
x | = | ..... |
7 | Twee vergelijkingen |
Los deze vergelijkingen op met de balansmethode.
8 | Taxibedrijf |
Een taxibedrijf gebruikt bij het berekenen van de ritprijs de volgende formule:
prijs = 2 + 3 × afstand of korter genoteerd: p = 2 + 3a
9 | Kaarsen |
Twee kaarsen worden tegelijk aangestoken. De eerste kaars is 20 cm lang per branduur wordt de kaars 2 cm korter. De tweede kaars is 30 cm lang wordt per branduur 4 cm korter.
10 | Vergelijkingen oplossen |
Los de volgende vergelijkingen op met behulp van de balansmethode:
11 | Omtrek |
Bekijk deze twee figuren.
Wat kun je schrijven voor de omtrek van het linker figuur?
Wat kun je schrijven voor de omtrek van het rechter figuur?
Welke vergelijking moet je oplossen om uit te zoeken voor welke a de omtrek van beide figuren gelijk is?
Los die vergelijking ook op.
12 | Toetscijfer |
Voor een toets kun je maximaal 36 punten halen. De docent berekent bij deze toets het cijfer door bij het behaalde aantal punten vier op te tellen en dan de uitkomst daarvan te delen door vier.
13 | Oplossen met de balansmethode |
Los de volgende vergelijkingen op met behulp van de balansmethode:
13 = 1 + 2x |
23 + 3a = 38 |
28 + 4x = 40 + 1x |
3 + 3x = x – 5 |
6x + 11 = –2x + 9 |
–3x – 11 = 1 + 3x |