Week 2: Opdracht 1 Coördinatie en communicatie (3-5 personen) A: Bekijk samen jullie organogram van jullie stages en bespreek: Waar zitten de overeenkomsten? Waar zitten de verschillen? Wat zijn de voor- en wat zijn de nadelen van deze organisatievorm?
B: Bedenk een praktijksituatie van je stageplek waarin de communicatie tussen collega’s en/of de leiding lastig was. Pak het organisatieschema van onderdeel A er nog eens bij en probeer er met elkaar uit te komen waar de communicatie in dit schema mis ging. Is dat te voorkomen?
C: Kijk nog eens naar de praktijksituatie van onderdeel B, of als dat voorbeeld niet duidelijk genoeg is ga dan naar een andere situatie op zoek waar de communicatie mis liep.
D: Pak nu het overzicht erbij dat staat onder het tussenkopje ‘Belangrijk om op te letten in de praktijk’ (p. 200 Profielboek C&O) en noteer onder elkaar alle hoofdpunten die hier genoemd worden.
E: Bespreek nu elk onderdeel uit deze lijst en geef er een beoordeling aan of dit in je praktijkvoorbeeld voldoende is nagekomen. |
Week 3: F: Bedenk samen voor ieder van jullie groep een eenvoudig onderwerp om over te praten. Hiervoor zijn hobby, sport en vakantie ideale onderwerpen. Ga met één van jullie een gesprekje aan, en pas het LSD nadrukkelijk toe. Je mag elkaar aanvullen of helpen om de juiste vragen te stellen. Een van jullie noteert bij elke vraag of dit een gesloten vraag, een dubbele vraag, een reflecterende vraag of een suggestieve vraag is.
G: Hou een nabespreking van elk gesprekje en benoem wat je hierin is opgevallen. Wat vond je lastig of wat juist niet? |
Opdrachten week 4:
Casus A Al in de aanloopfase van de Speelboerderij blijkt dat er met name veel meer oudere kinderen (4-12 jaar) zich hebben aangemeld dan vooraf gedacht was. Het is dan ook de bedoeling om meerdere BSO-groepen op de Speelboerderij te gaan openen. Helaas is er op dit moment nog onvoldoende ruimte voor het opstarten voor meerdere BSO-groepen. De verwachting is dat volgend jaar een apart gebouw op het terrein gebouwd zal worden waarin meerdere BSO-groepen gehuisvest worden. Maar wat doen we nu met al deze kinderen die zich hebben aangemeld? Sacha heeft hiervoor 2 opties bedacht die ze voorlegt aan het nieuwe BSO-team van de Speelboerderij. A. Intrekken bij BSO Tuindorp in een andere wijk in de stad. Hier is ruimte voldoende maar de reisafstand naar de scholen is wel veel groter. B. Een klaslokaal gebruiken van een nabijgelegen school. Een klaslokaal heeft echter wel als nadeel dat er niet veel faciliteiten zijn en ook de buitenruimte laat te wensen over.
Deelnemers verdelen onderling van welk standpunt zij de voorstander van zijn.
Casus B Binnen de Speelboerderij staat de natuur centraal. Sacha vindt het belangrijk dat de pedagogisch medewerkers dit in het activiteitenaanbod ook tot uiting laten komen. Ze wil dan ook dat de medewerkers van BSO De Beestenboel een e-learning cursus Natuur-BSO gaan volden. De cursuskosten worden vergoed maar het is wel de bedoeling dat Fred en Esma deze cursus thuis, in hun eigen tijd gaan volgen. Fred (30) is hier tegen. Hij heeft al 10 jaar ervaring op een gewone BSO en kan echt wel activiteiten bedenken voor deze doelgroep. En dat het ook nog in zijn eigen tijd moet vindt hij helemaal belachelijk. Esma (22 jaar) vindt het juist een positieve ontwikkeling en de tijdsinvestering die het met zich meebrengt ziet ze als een investering in haar eigen toekomst. Door het volgen van de cursus heb je ook weer een extra certificaat en je doet weer nieuwe ideeën op.
Deelnemers verdelen onderling de rollen van Fred en Esma.
Casus C Binnen het BSO-team de Beestenboel moeten er nu alvast afspraken gemaakt worden over de invulling van de zomervakantie. Sacha heeft al even een overzichtje van de wensen gemaakt en komt tot de ontdekking dat zowel Esma als Fred in dezelfde weken vakantie willen opnemen. Dat gaat niet lukken. Tijd om met het team om de tafel te gaan zitten en naar een oplossing te zoeken. Esma is single en wil graag in juli op vakantie naar Turkije waar ze familie heeft wonen. Fred is getrouwd en heeft twee kinderen van 4 en 5 jaar oud. De echtgenote van Fred werkt in het onderwijs en heeft verplicht vakantie tijdens de schoolvakantie. Dit valt ook in de maand juli. De afspraak is dat in verband met de veiligheid en continuïteit er altijd één vaste pedagogisch medewerker tijdens vakanties aanwezig is.
Deelnemers verdelen onderling de rollen van Esma en Fred.
Casus D Binnen de Speelboerderij wordt veel aandacht besteed aan het natuur beleven. Afspraak is dat ieder kind vanaf 1 jaar iedere minimaal 1 uur buiten speelt. Ook bij slecht weer. Ook de buitenspeelplaats is geen standaard speelplein maar een speelterrein waar kinderen lekker op ontdekking kunnen uitgaan (bijv. voor de BSO bijv. hutten bouwen in de bosjes, lekker spelen met zand en water voor jong en oud, mee helpen bij het verzorgen van de dieren etc.). De kinderen die de Speelboerderij bezoeken moeten dan ook een regenpakje, regenlaarsjes en een overall op de opvang hebben. Verder wordt ouders nadrukkelijk geadviseerd de kinderen kleren aan te doen die tegen een stootje kunnen en vies mogen worden. Ieder kind heeft minimaal één setje reservekleding op de opvang. Maar ook de pedagogisch medewerkers moeten natuurlijk wel geschikte kleding hebben. Binnen het team is er een discussie op gang gekomen of de “werkkleding” verstrekt moet worden door de Stichting Speelplezier of dat medewerkers hier zelf zorg voor moeten dragen.
|
Opdracht week 5:
Presenteren (4-6 personen)
A: Verdeel de klas in kleine groepen. Elke groep kiest een onderwerp voor een ouderavond en benoemt een woordvoerder.
B: De woordvoerder gaat alle andere groepen af, legt in twee zinnen uit welk onderwerp haar of zijn groepje gekozen heeft voor een presentatie, en inventariseert bij deze groep wat hun behoefte is aan informatie, wat ze graag willen weten en wat ze verwachten van de presentatie.
C: De woordvoerders keren terug naar hun eigen groepjes en brengen verslag uit van wat de toehoorders straks graag willen zien en horen. Op basis hiervan maken jullie een plan voor een presentatie.
D: Pak het lesboek erbij en kijk samen naar tabel 8 (Voorbeeld spreekschema). Maak met elkaar een spreekschema en werk je presentatie uit.
E; Verzorg nu de presentaties voor de hele klas, en geef elkaar feedback hierop: voldoet elke presentatie aan de verwachtingen. |
Opdracht week 6:
Netwerken (3 personen)
A: Neem een groot vel papier en schrijf in het midden het begrip ‘netwerk’.
B: Ieder van jullie werkt met een andere kleur stift, en noteert zoveel mogelijk ‘zakelijke’ contacten of contactgroepen waarvan je deel uit maakt. Dus bijvoorbeeld collega’s van je stage, medestudenten, docenten, begeleiders, maar ook collega’s van je zaterdagbaantje, enzovoort.
C: Ga nu op zoek waar je in je netwerk ‘zakelijke vrienden van vrienden’ tegenkomt, dus bijvoorbeeld een collega van je stage die op dezelfde school heeft gezeten en jouw docent ook kent, of een medestudent.
D: Trek met een andere kleur stift lijnen om contacten met elkaar te verbinden. Stel dat elke contactpersoon jou in contact zou brengen met een ander contact (‘vrienden van vrienden’), wat zou dat betekenen voor de omvang jouw relatienetwerk?
E: Hang nu met de klas alle netwerken naast en onder elkaar. Kom je in die netwerken ook nog contacten tegen die je aan jouw schema zou kunnen toevoegen? |