Argumenteren - 1

Argumenteren
Voor de examenonderdelen leesvaardigheid, deelname aan een debat of discussie en het schrijven van een betoog is het belangrijk dat je het onderdeel Argumenteren goed beheerst.
De stof voor het centraal examen heeft betrekking op domein D voor zover het analyseren en beoordelen betreft. (Domein D = Argumentatieve vaardigheden).

Voor argumentatieve vaardigheden is het van belang een betoog te kunnen analyseren en te kunnen beoordelen.

Eerst kijk je naar Analyseren.

Je kunt:

  1. standpunten en argumenten identificeren en interpreteren.
  2. feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten herkennen.
  3. argumentatieschema's in redeneringen herkennen.
  4. argumentatiestructuren onderscheiden/herkennen.

Toelichting

1. Standpunten en argumenten identificeren en interpreteren.
Stelling - standpunt - argumentatie
In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan.
Met een standpunt geef je je mening over die stelling.

Stelling: De regering heeft een goed milieubeleid.
Standpunt: Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert.

Standpunten herken je aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.


Om een standpunt hard te maken zal een schrijver komen met een aantal argumenten
(= de argumentatie) om je te overtuigen.

Argumenten:
  • Ook afgelopen jaar is er weinig gedaan tegen de opwarming van de aarde.
  • Sommige planten en dieren kunnen zich aan de opwarming niet snel genoeg aanpassen en zullen met uitsterven bedreigd worden.

 

Samengevat:

Begrippen uitleg
Argument Een uitspraak waarmee de spreker of schrijver een standpunt onderbouwt.
Het doel van het gebruik van argumenten is de lezer of luisteraar te overtuigen van het standpunt.
Standpunt

Opvatting, mening over een uitspraak die op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten. Ook wel stelling of bewering genoemd.
Een standpunt in een tekst kan letterlijk genoemd zijn, maar kan ook impliciet zijn. Dat houdt in, dat je het standpunt uit de tekst kunt halen, maar dit standpunt is dan niet geformuleerd.

Argumentatie Standpunt met geheel van bijbehorende argumenten dat het standpunt ondersteunt (argumenten) of ontkracht (tegenargumenten).
Tegenargument Een tegenargument is een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht.
Weerlegging Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een argument ontkracht.

 

2. Feitelijke (objectieve) en niet-feitelijke (subjectieve) argumenten
Argumenten zijn feitelijk (objectief) of niet-feitelijk (subjectief).
- Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
- Over een niet-feitelijk argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.
- Het argument 'want die bioscoop is bij mij om de hoek' is waar of niet waar en behoeft geen ondersteuning.
- Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning.


Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’. Soms herken je argumenten aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Bekijk de video.


3. Argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt noemen we een redenering.
Er zijn verschillende soorten redeneringen.
We behandelen hier redeneringen op basis van:

Klik op de Kennisbank om de soorten redeneringen te bekijken.

Argumentatieschema

Bekijk de volgende video.

 

 

 

4. Argumentatiestructuren

We onderscheiden de volgende basisvormen van argumentatie.

  1. Enkelvoudige argumentatie
    Je onderbouwt je standpunt met één argument.
  2. Onderschikkende argumentatie (ook wel ketenargumentatie genoemd)
    Bij een onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een reeds genoemd argument.
  3. Nevenschikkende argumentatie (vroeger meervoudige argumentatie genoemd).
    Bij nevenschikkende argumentatie onderscheiden we:

Bekijk de samenvattende video.