reflecteren
Reflecteren: stilstaan bij je werk om van te leren.
Wie reflecteert houdt zichzelf een spiegel voor. Je staat stil bij hoe je je werk uitvoert en hoe je
met anderen communiceert en werkt. Je richt de blik naar binnen en stelt jezelf vragen: ‘Waarom
reageer ik zoals ik reageer? Waarom handelde ik zoals ik deed? Wat wilde ik ermee bereiken?’
Reflectie is een soort van feedback, maar dan voor jezelf.
Bij reflectie herleef je een situatie die je hebt doorgemaakt. Je doet dit ‘hardop’, bewuster, op
een rustig moment en met je collega’s erbij. Je begint bij wat er gebeurde en welke signalen er
waren waar je op reageerde. Dan sta je stil bij je gevoelens en gedachten en hoe je de regie nam
over je reactie. Je kijkt ook naar de resultaten van je handelen.
Reflecteren: samen leren.
Reflecteren kun je doen in tweetallen, in kleine groepjes en in teamverband. Samen stilstaan bij
situaties vanuit de stage en de vragen die iemand hierbij heeft, maar ook bijvoorbeeld
over de samenwerking en communicatie in het team. Reflectie kost tijd. Het ‘werkt’ als je er bewust
met je collega’s mee bezig kunt zijn. Die tijd moet je maken. Je kunt ook in je eentje reflecteren:
dan doe je aan zelfreflectie.
Er zijn meer manieren, werkvormen om stil te staan bij het werk in de zorg/welzijn en in het team.
Opdracht 1
Stap 1: Opdracht geven.
Leg uit waar je op wilt terugblikken, bijvoorbeeld het functioneren, een activiteit
of een ervaring. Vraag de medewerker hiervoor een cijfer te geven (van 1
t/m 10).
Stap 2. Cijfer laten geven.
Nodig uit om het cijfer toe te lichten en vraag hierop door. Zeg bijvoorbeeld:
‘Je hebt een 8 gegeven, waar zit dat in?’ en ‘Het is geen 10, wat had er moeten
gebeuren om er een hoger cijfer van te maken?’. Gebruik je de werkvorm in de
groep, geef dan nog twee of drie andere personen het woord oom hun cijfer toe
te lichten een vraag ten slotte of iemand nog iets wil zeggen dat nog niet is gezegd.
Gaat het om een cijfer voor bijvoorbeeld ieders bijdrage in de situatie,
dan kun je beslissen om iedereen het woord te geven.
Stap 3 Geef zelf een cijfer (indien aan de orde)
Stap 4. Verdere gesprek voeren.
Vat de gedachtewisseling op basis van de cijfers samen en diep enkele argumenten
uit.
Opdracht 2
Stap 1: Introduceer tips en tops. Introduceer in het kort wat de bedoeling is. In
een enkel steekwoord horen Schrijf je tip op een geeltje. Schrijf ook een top op
een geeltje. Tips en tops: tip = kan beter, top = prima zo!
Stap 2. Tips en tops opschrijven. Medewerkers schrijven hun bevinding op een
geeltje.
Stap 3. Tips en tops inventariseren. Vraag ieder hun tips en tops te vertellen.
Plak ze op een flap. Mensen mogen een verhelderende vraag stellen.. Zorg dat
iedereen aan bod komt.
Stap 4. Samenvatten opbrengst. Vat zelf de belangrijkste inzichten samen of
vraag iemand uit de groep dit te laten doen. Benoem eventueel het vervolg op
de bevindingen, wat pak je op. Vraag de medewerkers ook wat ze met hun bevinding
gaan doen.
Opdracht 3
Stap 1: Kernvragen op de flap zetten. Het is voor jezelf en de deelnemers
overzichtelijk om de vragen bij de hand te hebben op flap of uitdeelkaarten
Stap 2. Methode introduceren. Licht kort de essentie van de methode toe en
geef ook aan dat men zich zo veel mogelijk moet doorvragen. Geef eventueel
een voorbeeld van hoe je door moet vragen (LSD)
Stap 3. Situatie vragen. Vraag wie er een situatie (uit de afgelopen periode) wil
inbrengen.
Stap 4. Toelichting vragen. De inbrenger vertelt kort om welke situatie het
gaat. Zorg dat de inbrenger alleen vertelt wat relevant is voor de anderen om te
weten. Bewaak de tijd goed en vraag na maximaal twee minuten om af te ronden.
Stap 5. Kernvragen stellen. Stel een voor een de kernvragen (of laat steeds een
andere deelnemer een kernvraag stellen). Geef zelf een goed voorbeeld als het
gaat om doorvragen en stimuleer de groep dit ook te doen.
Stap 6. Samenvatten opbrengst. Vat zelf de belangrijkste inzichten samen of
vraag de inbrenger dit te doen. Eventueel kun je een rondje in de groep maken,
waarbij alle deelnemers naar eigen inzicht naar aanleiding van de bespreking
reageren.
Kernvragen
1. Wat wilde je bereiken?
2. Had je succes? Hoe weet je dat?
3. Heb je een verklaring voor je succes / falen?
4. Wat ging goed? Wat ho je vast?
5. Wat doe je de volgende keer anders?
6. Wat heb je geleerd over je eigen denken/leren?
Reflecteren met een A4 model
Stap 1: Aangeven
Stap 2. Analyse
Stap 3. Alternatieven (adviezen)
Stap 4. Afspraken (acties)
Stap 5. Evaluatie
Of met het STARR-model;
schrijven van een relfletie m.b.v. STARR. Zie opdracht.
1. AANGEVEN
· inbrenger brengt situatie in, licht deze kort toe (informatie) en sluit af met een
vraag/probleemstelling:
“hoe kan ik……”.
2. ANALYSE
· deelnemers stellen vragen (verhelderend/informatie) om de vraag achter de vraag scherp te
krijgen;
· deelnemer groep of de inbrenger schrijft vragen op;
· inbrenger reageert op vragen: wat spreekt aan, wat niet.
3. ALTERNATIEVEN (adviezen)
· vraag aan inbrenger welke alternatieven zij zelf nu ziet op basis van de voorafgaande ronde;
· als inbrenger klaar is, vullen deelnemers aan met hun adviezen, inbrenger stelt vragen ter
verheldering.
4. AFSPRAKEN (acties)
· inbrenger kiest een top drie van alternatieven;
· alternatieven toetsen aan de kernwaarden / gedragscode van organisatie
· discussie; wat betekent dit voor het dagelijkse werk, welke acties moeten we ondernemen,
door wie?
5. Evaluatie
· Inbrenger en groep kijken terug op het verloop van dit gesprek:
– wat heeft het de inbrenger opgeleverd?
– hoe zijn de groepsleden met de vraag omgegaan?