Mutaties en evolutie

Thomas Morgan was een Amerikaanse wetenschapper die zowel de theorie van Lamarck als die van Darwin afwees. Hij probeerde de mutatietheorie van Hugo de Vries te bewijzen, door experimenten met fruitvliegjes (Drosophila melanogaster). Hij ontwikkelde geen nieuwe evolutietheorie, maar met zijn onderzoek toonde hij wel aan dat genen op chromosomen liggen en dat zij de basis zijn van de erfelijkheid.

Fruitvliegjes worden ook nu nog veel gebruikt in erfelijkheidsonderzoek.
Ze groeien snel en hebben een grote “productiviteit” (vrouwtjes kunnen 500 eieren eitjes in 10 dagen leggen). Met röntgenstraling kunnen kunstmatig mutaties in het erfelijk materiaal van de bananenvliegjes worden veroorzaakt.

Genen veranderen voortdurend. Deze veranderingen heten mutaties. De meeste veranderingen merken we niet. Mutaties kunnen plaats vinden in alle typen cellen. Als er mutaties optreden in de cellen waaruit de voortplantingscellen ontstaan, hebben ze effect op het nageslacht.
Sommige mutaties zijn verantwoordelijk voor gunstige eigenschappen, andere mutaties zijn dodelijk, maar heel veel mutaties zijn neutraal: ze leveren geen voor of nadeel op.  

Mutaties zijn de overerfbare veranderingen die nodig zijn voor het proces van evolutie. Het optreden van mutaties berust op toeval. In die zin kun je stellen dat het verloop van de evolutie ook berust op toeval. Het evolutieproces verloopt niet doelgericht.