Convergente evolutie

Walvissen en haaien vertonen veel overeenkomsten: beide zijn goed aangepast aan het leven onderwater en vertonen dus gelijke eigenschappen (bijv. een gestroomlijnd lichaam). Toch hebben ze geen recente gemeenschappelijke voorouder en behoren ze niet tot dezelfde taxonomische groep. De ontwikkeling die beide diergroepen hebben doorgemaakt, heeft echter wel geleid tot dezelfde vorm. Dit heet convergentie.

Structuren met dezelfde bouw en functie die in de evolutie afzonderlijk tot stand zijn gekomen, noemt men analoog.

Een bekend voorbeeld van convergente evolutie is die van de alk, levend op het noordelijk halfrond, en de pinguïn op het zuidelijk halfrond. Beide vogels lijken bijzonder veel op elkaar en bezetten een vergelijkbare ecologische niche.
Een analyse van eiwitten bracht echter aan het licht dat deze soorten niet zo sterk verwant zijn als hun voorkomen doet vermoeden.
Dat men dit lang over het hoofd zag, blijkt nog uit de Latijnse geslachtsnaam van de reuzenalk: Pinguinis.