Fossielen

Paleontologen zijn biologen die de geschiedenis van het leven bestuderen.
Zij zoeken in aardlagen van miljoenen jaren oud naar sporen van prehistorisch leven. Die sporen heten fossielen.

Fossielen zijn overblijfselen of sporen van vroeger leven op aarde. Ze kunnen op verschillende manieren ontstaan. De stoffen waaruit beenderen en schelpen bestaan, kunnen langzaam vervangen worden door andere mineralen.
Vaak blijven dan details behouden. De lege holtes” (waar tijdens het leven vloeistoffen doorheen stromen) worden juist opgevuld door mineralen.

Een andere mogelijkheid is dat het oorspronkelijke organisme bedekt wordt door een laag gesteente. Het organisme kan dan helemaal vergaan en de afdruk wordt opgevuld door andere stoffen. We spreken dan van afgietsels.
Dergelijke afdrukken van plantenbladeren, voetsporen en vissen komen veel als fossiel voor. Barnsteen is versteende hars en daarin zitten vaak mooi bewaarde insecten.