Tot zo'n 500 miljoen jaar geleden was er op het land nog geen leven te bekennen, terwijl het in het water krioelde van het leven. Ongeveer 400 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste pioniers op de vochtige oevers van poelen. Het waren kleine en eenvoudige plantjes. Deze wieren hadden nog geen duidelijke organen zoals wortels, bladeren, stengels of bloemen.
Later ontstonden grotere planten.
Er kwamen uitgestrekte moerassen met reusachtige varens.
Varens hebben bladeren, stengels en wortels en planten zich net als wieren voort met sporen. Aan het eind van het Carboon, 300 miljoen jaar geleden, waren veel plantensoorten verdwenen, doordat de temperatuur sterk was gedaald. Onze steenkoollagen zijn de overblijfselen van het uitbundige plantenleven uit het Carboon.
Hierna volgde de opkomst van de zaadplanten, die naast bladeren, stengels en wortels ook bloemen hebben. Eerst ontstonden de naaktzadigen, waartoe onder andere de naaldbomen behoren. Pas veel later ontstonden de bedektzadigen. Hiertoe behoren de meeste loofbomen en kruidachtige planten.