Ontstaan van leven uit oersoep

Stanley Miller toonde experimenteel aan
dat er aminozuren werden gevormd als
elektrische lading werd geleid door een
verzameling gassen zoals die aanwezig
was in de oeratmosfeer.
In het Miller-Urey experiment bootste men de atmosferische
omstandigheden na die 4 miljard jaar geleden heersten.
Het bleek dat organische verbindingen kunnen ontstaan door
eenvoudige fysische processen uit simpele anorganische
chemische bouwstenen.

Wetenschappers denken dat zo’n vier miljard jaar geleden de omstandigheden zodanig waren dat leven op aarde kon ontstaan. De temperatuur was niet extreem en bliksemschichten schoten door de oeratmosfeer, die bestond uit gassen als ammoniak, methaan, waterdamp, stikstof, koolstofdioxide en waterstofsulfide. Er waren ondiepe waterpoelen met daarin grote concentraties aan mineralen. Ultraviolet licht kon vrijwel onbelemmerd het aardoppervlak bereiken, omdat er nog geen ozonlaag bestond (er was nog geen zuurstof).

Men denkt dat in de oersoep, het oorspronkelijke levenloze mengsel van gassen en vloeistoffen, de eerste organische stoffen zijn ontstaan. De afwezigheid van zuurstofmoleculen is daarbij cruciaal; de organische stoffen zouden door zuurstof namelijk onmiddellijk geoxideerd zijn en niet verder zijn ontwikkeld.

De energie die voor de synthese van moleculen nodig is, werd geleverd door de zon en door elektrische ontladingen tijdens onweer. Stanley Miller en Harald Urey hebben in 1953 deze oeromstandigheden experimenteel nagebootst. Binnen enkele dagen ontstonden nieuwe gasvormige moleculen, zoals N2 en CO2, maar ook allerlei organische zuren zoals aminozuren.

Inmiddels is duidelijk dat de oeratmosfeer een andere samenstelling had dan Miller en zijn collega’s dachten en veel minder reactief was. Daarmee is de letterlijke uitkomst van zijn experiment niet meer van doorslaggevende betekenis. Niettemin heeft hij aangetoond, dat de eerste stappen in de oorsprong van het leven niet zulke grote chemische stappen waren, als altijd werd gedacht.