3. Toepassen

Schrijfopdracht

  1. Schrijf een kaartje naar de hoofdpersoon. Laat duidelijk zien dat je de tekst hebt gelezen en geef aan wat je ervan vindt.
  2. Schrijf een reclametekst over jouw tekst.
  3. Schrijf een verhaal over de gebeurtenissen in jouw tekst.
  4. Schrijf een pagina in een dagboek, alsof jij een persoon bent die alles uit jouw tekst overkomt.
  5. Schrijf de tekst opnieuw, maar overdrijf enorm.
  6. Wat wist je al over dit onderwerp, wat wil je graag onthouden? Schrijf dit op over je tekst.
  7. Schrijf een gedicht dat past bij de inhoud van deze tekst.
  8. Schrijf een griezelverhaal bij deze tekst.

Spreekopdracht

  1. Maak een Powerpointpresentatie over het onderwerp van deze tekst. Laat deze aan je klas zien en vertel erbij.

Doe-opdracht

  1. Maak een journaal en een weerbericht dat past bij deze tekst. Je kunt dit opnemen met een camera als je klaar bent.
  2. Zoek achtergrondinformatie bij het onderwerp van deze tekst.
  3. Maak een livingstatue over het onderwerp van de tekst. Maak hier een foto van. Je mag hierbij samenwerken met anderen.
  4. Bij een instructie-tekst: voer de instructie uit, zoals die is beschreven in de tekst.
  5. Bouw na waar deze tekst over gaat.
  6. Maak een Powerpointpresentatie over deze tekst.
  7. Maak een beeldverhaal bij deze tekst. Je kunt hiervoor een camera gebruiken. Je mag bij deze opdracht samenwerken met nog drie anderen.
  8. Maak een stripverhaal bij deze tekst. Let hierbij opde tijdsindeling en volgorde.
  9. Maak een kijkdoos bij deze tekst. Bedenk hoe de situatie eruitziet en laat dit zien met je kijkdoos.
  10. Maak een waarschuwingssticker die past bij deze tekst.
  11. Maak een spel dat past bij jouw tekst: kwartet of triviant. Je mag bij deze opdracht samenwerken.