2. Begrijpen

Schrijfopdracht

  1. Zet de gebeurtenissen uit de tekst in de goede volgorde. De gebeurtenis die het langst geleden was, komt helemaal links te staan. de gebeurtenis die het kortst geleden was, staat helemaal rechts.
  2. Bedenk een nieuwe titel en (nieuwe) tussenkopjes voor de tekst.
  3. Schrijf iets op van de tekst wat je leuk vindt en schrijf iets op wat je niet leuk vindt. Licht je antwoord toe.
  4. Schrijf een korte samenvatting van de tekst. Hierin geef je de belangrijkste informatie uit de tekst weer.
  5. Schrijf de moeilijke woorden uit de tekst op en geef de betekenis ervan.
  6. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
  7. Beantwoord de volgende vragen:
  8. Maak in een tweetal een folder/flyer waarin het belangrijkste uit de tekst weergegeven wordt.
  9. Schrijf een sms met een samenvatting van de tekst. Let op: je mag maximiaal 145 tekens invoeren.
  10. Schrijf een spiekbriefje bij deze tekst, alsof je hem wilt leren. Schrijf dus alleen het belangrijkste op.

Spreekopdracht

  1. Je gaat de informatie uit de tekst bekijken. Bespreek met je buurman/buurvrouw de volgende vragen.
  2. In de tekst staan moeilijke woorden. Probeer je buurman of buurvrouw de moeilijke woorden eens in je 'eigen taal' uit te leggen.