Bloedtransfusie I

Bij een bloedtransfusie spelen antigenen op het celmembraan van de rode bloedcellen een belangrijke rol. Stel dat de donor een andere bloedgroep heeft dan de ontvanger. De ontvanger heeft antistoffen tegen de antigenen van de donor. De rode bloedcellen van de donor klonteren samen (agglutinatie) als ze in contact komen met de antistof van de ontvanger. Door de werking van macrofagen komt bovendien de specifieke afweer op gang. Er worden vervolgens steeds meer antistoffen gemaakt.

Iemand met bloedgroep B reageert op een transfusie van iemand met bloedgroep A door antistoffen tegen het antigen van bloedgroep A te maken.
Bij een transfusie is het daarom van belang om de bloedgroepen te matchen. De vier belangrijkste bloedgroepen zijn A, B, AB en 0.
Dit heet het AB0-systeem.

Antigenen en antistoffen bij de bloedgroepen van het AB0-systeem.