Vanaf je geboorte beschik je over een afweersysteem tegen ziektes.
Dat aangeboren systeem is aspecifiek. Het herkent geen aparte aanvallers en bouwt ook geen geheugen op. Het is wel razend snel in het vernietigen van de ziekteverwekkers. Je tranen doden bacteriën, maar je lichaam onthoudt het niet. Elke keer reageert je lichaam weer met een ontstekingsreactie op een splinter die binnenkomt via de huid.
In de loop van je leven komen veel antigenen, cellen of stoffen die een afweer reactie oproepen, binnen. Van een aantal onthoudt je lichaam de vorm.
Die specifieke afweer bouw je in de loop van je leven op tegen speciale antigenen. Op den duur herkent je lichaam die antigenen; het immunologisch geheugen.
De verworven specifieke afweer kan dus pathogenen van elkaar door hun vorm en structuur ‘te onthouden’. Deze afweer heeft twee vormen. Bij de cellulaire afweer gaat het vooral om virussen en geïnfecteerde cellen die vernietigd worden.
De humorale afweer (humor=bloed) zorgt ervoor dat er specifieke antistoffen tegen een antigeen worden gevormd. Die antistoffen maken het antigeen onschadelijk.
Cellulaire en humorale afweer werken samen.