Dihybride kruising (VWO)

Bij een dihybride kruising zijn twee aparte genenparen betrokken. Er zijn dan twee mogelijkheden.
De genen liggen op aparte chromosomen of ze liggen samen op één chromosoom. Wanneer de genen op twee aparte chromosomen liggen spreken we van onafhankelijke overerving.
Gekoppelde genen die gezamenlijk overerven kunnen door overkruising (crossing over) ontkoppeld raken.
De afbeelding toont een schematisch voorbeeld van een dihybride kruising. Hierbij wordt een zwart, ruwharig rund gekruist met een rode, gladharige soortgenoot. Beide individuen zijn homozygoot voor beide kenmerken en de genenparen liggen op verschillende chromosomenparen. Vervolgens planten de individuen uit de F1 zich onderling voort. Bij runderen is het allel voor zwart haar (A) dominant over het allel voor rood haar (a). Het allel voor ruw haar (B) is dominant over het allel voor glad haar (b).

Er zijn meer genen dan chromosomen in een organisme. Bij de geslachtelijke voortplanting gaan heel veel genen over naar een
volgende generatie. Polyhybrid (polygene) kruisingen zijn de ‘normale‘ gang van zaken. We bestuderen mono- en dihybride kruisingen terwijl ze eerder uitzondering dan regel zijn.