De erfelijk identieke nakomelingen van een individu noem je een kloon.
Bij dezelfde omstandigheden zijn individuen met hetzelfde genotype ook fenotypisch gelijk. In de land- en tuinbouw wordt veelvuldig gebruik gemaakt van ongeslachtelijke voortplanting. Bollen en knollen ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting.
Er zijn verschillende manieren waarop je planten ongeslachtelijk kunt vermeerderen, zoals stekken, enten en splitsen.
Bij geslachtelijke voortplanting zijn de nakomelingen niet identiek aan de ouders. Bij de reductiedeling ofwel meiose kan er steeds andere informatie in de eicel en zaadcel terechtkomen. Verschillende zaadcellen kunnen verschillende eicellen bevruchten. Er zijn dus steeds nieuwe combinaties van chromosomen mogelijk.
De weerbaarheid van een populatie met verschillende genotypes is groter dan die van een populatie met één genotype. Bij meerdere genotypes is de kans dat een paar individuen een ziekte of slechte periode overleven groter.