Regelgeving

In veel Europese landen, waaronder Nederland, schrijft de nationale wetgeving voor dat de consument de keus moet hebben tussen wél of niet genetisch gemodificeerd voedsel. Dat betekent dat er een duidelijke etikettering moet zijn.

Er blijven echter veel onduidelijkheden voor de consument. Veel vlees is afkomstig van dieren die gevoerd zijn met genetisch gemodificeerde gewassen, maar dat is voor de consument niet zichtbaar. In Nederland worden wel richtlijnen opgesteld voor GGO –vrije keurmerken. Producten met het EKO-keurmerk zijn in ieder geval gentechvrij.

Voor alle werkzaamheden met ggo’s is een vergunning nodig. Bij een vergunningaanvraag voor genetische aanpassing van planten en micro-organismen kijken onderzoekers naar de risico’s voor mens en milieu. Het Nederlandse beleid bij planten is ja, mits uit risicobeoordelingen blijkt dat de risico’s aanvaardbaar klein zijn.
Bij biotechnologie bij dieren of medische toepassingen van biotechnologie spelen ethische bezwaren ook een rol. De Commissie Biotechnologie bij Dieren adviseert of een aanvraag in aanmerking komt voor een vergunning.
Het beleid is nee, tenzij een vergunning verleend is door de staatssecretaris van Economische Zaken.

Bij onderzoek naar mensen, voor bijvoorbeeld gentherapie, moet ook de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) toestemming geven.
De overheid coördineert de gentherapievergunningen via Loket Gentherapie.

In de EU worden op dit moment alleen in Spanje op kleine schaal ggo-gewassen commercieel geteeld. De EU importeert op grote schaal (producten van) ggo-gewassen, zoals veevoer. Momenteel zijn meer dan 50 ggo-producten toegelaten voor import (mais, soja, katoen, koolzaad, suikerbiet).