Het DNA bevindt zich in de celkern en de meeste celprocessen, ook de eiwitsynthese, spelen zich af in het cytoplasma. Er moet dus een manier zijn waarop het DNA van de celkern de reacties in het cytoplasma kan beïnvloeden en bepalen. Het blijkt dat
RNA moleculen de informatie die in het DNA ligt opgeslagen overbrengen van de kern naar het cytoplasma.
Ze worden daarom mRNA genoemd (Engels messenger, dus boodschapperRNA). Het stukje DNA dat de informatie bevat voor een bepaald eiwit werd een gen genoemd.
De vorming van het mRNA staat onder de invloed van DNA. Als een gen wordt ‘aangezet’, wordt de code van één DNA keten overgeschreven in één streng mRNA.
Het mRNA bevat een startcodon en eindigt met een stopcodon.
Dit proces, waarbij het mRNA gevormd wordt, heet transcriptie, wat letterlijk overschrijven betekent. Een keten van het DNA dient daarbij dus als ‘bouwtekening’. Ook hier gelden dezelfde regels: G tegenover C en A tegenover U (ipv T!). Het voorbeeld DNA: 3’ACGCCGATTAGC5’ wordt dus mRNA: 5’UGCGGCUAAUCG3’.
Het mRNA wordt door poriën van de celkern richting het cytoplasma vervoerd. De basenvolgorde van het RNA 'vertelt' de ribosomen in welke volgorde ze de verschillende aminozuren achter elkaar moeten zetten. De ribosomen vertalen de volgorde van de nucleotiden dus in een volgorde van aminozuren. Dat proces heet translatie (= vertalen).