Leerdoel 2: dieren en hun bescherming
Dieren komen in de natuur veel gevaren tegen, soms komt het van andere dieren. Soms komt het doordat ze ergen leven waar de weersomstandigheden zwaar zijn. Toch leven dieren op deze plekken.
Dat komt omdat zij zich kunnen aanpassen. Zo hebben dieren die in een gebied leven waar het zomers warm is en ’s winters koud bijvoorbeeld een zomer en wintervacht. Ook zijn er dieren die in de winter in een winterslaap gaan. Vogels die vliegen voor de winter vaak naar warmere gebieden, de vogeltrek. Zo zijn er allemaal verschillende aanpassingen om tegen de kou te kunnen.
Dieren zijn in de natuur roofdier of prooidier. Er zijn maar weinig dieren die hier niet onder vallen.
Prooidieren moeten zich aanpassen anders worden ze opgegeten. Sommige dieren kunnen heel hard rennen. Andere kunnen zich verstoppen en weer andere dieren hebben stekels of een schild. Allemaal aanpassingen om te overleven.
Dieren die zich niet aanpassen zullen sterven en zo blijven alleen de sterkste leven.
Dit noemen ze in de biologie “survival of the fittest” (de sterkste zal overleven).
Maak nu het werkblad: Dieren en hun bescherming. Deze ligt voor je klaar in de kast.