Junctions

Tijdens de ontwikkeling van een cel krijgt de cel een bepaalde vorm en een bepaalde functie. De cel specialiseert zich (zie KB "Celspecialisatie"). Elke cel maakt daarna deel uit van een bepaald weefsel: spierweefsel, zenuwweefsel, epitheelweefsel of bindweefsel.

Cellen staan voortdurend rechtstreeks met elkaar in contact. Sommige verbindingen zijn geschikt om stoffen door te laten (bijvoorbeeld. gap junctions) andere schermen de cellen juist af voor de invloed van de extracellulaire omgeving (tight junctions).
Via gap junctions kunnen cellen bijvoorbeeld signalen aan elkaar doorgeven. Dat maakt het mogelijk dat een groepje cellen reageert op een signaal dat maar een van de cellen heeft ontvangen.
Desmosomen zorgen ervoor dat cellen aan elkaar kunnen hechten.