Alvleesklier (pancreas) - 1

De alvleesklier heeft zowel exocriene secretie (verteringsenzymen, "Alvleesklier en gal") als endocriene secretie. De endocriene secretie bestaat uit insuline en glucagon. Deze hormonen worden gemaakt door specifieke cellen van de alvleesklier, de eilandjes van Langerhans. De α cellen maken glucagon, de β cellen insuline. Beide hormonen worden aan het bloed afgegeven en beïnvloeden de bloedsuikerspiegel.

Het glucosegehalte van het bloed schommelt gewoonlijk tussen de 4 en 8 mmol/L. Na een maaltijd bevat het bloed tijdelijk meer dan 8 mmol/L glucose. Insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen door alle cellen van het lichaam, doordat het de glucosepoortjes in de celmembranen ‘opent’. In de cellen wordt de glucose verbrand. Dat wat niet nodig is voor de verbranding wordt in spiercellen en levercellen omgezet in glycogeen.

Als het glycogeen gehalte van de lever hoog wordt, wordt de verdere synthese geremd en wordt de overmaat glucose omgezet in vetzuren. Deze vetzuren worden vervoerd als lipoproteïnen naar andere weefsels, onder andere vetweefsel.

Onder invloed van insuline nemen ook vetcellen glucose op. Het wordt omgezet in glycerol die samen met de vetzuren uit de lever vetten vormen. Insuline stimuleert de cellen koolhydraten te verbranden in plaats van vetten.
Door al deze effecten stimuleert insuline dus de ophoping van vet in vetcellen. In spiercellen bevordert insuline de opname van aminozuren en de eiwitsynthese.

Als er te weinig glucose in het bloed is, produceren de cellen van de eilandjes van Langerhans glucagon.
Dit hormoon zet de levercellen aan tot het afgeven van glucose (zie verder KB "Bouw en ligging van de lever" en "Functies van de lever")