Voor een duursporter is het uithoudingsvermogen belangrijk en maakt het lichaam veel gebruik van aerobe dissimilatie. Training zal het gebruik van zuurstof in de spieren moeten verbeteren. Wanneer je minstens drie keer per week een half uur traint, op 70% van je inspanningsniveau, neemt na enige weken het aantal mitochondriƫn in de spiervezels toe. De bloedvoorziening van de spieren wordt verhoogd, doordat het aantal bloedvaten in de spieren toeneemt. Zo ontstaan rode spiervezels. De spiercellen worden gestimuleerd de vetvoorraad eerder aan te spreken, zodat de totale aerobe dissimilatie beter verloopt.
Een sporter die een korte, hevige inspanning levert (krachtsporter), moet forse spierbundels kweken. De hoeveelheid zuurstof die in de spieren wordt verwerkt is veel minder van belang. Krachtsporters trainen door minstens drie keer per week korte momenten van inspanning, met bepaalde pauzes, te herhalen. Het aantal fibrillen in de spiervezels neemt zo toe. Omdat de fibrillen uit eiwitten bestaan, is er ook een toename te zien in de eiwitsynthese. De doorbloeding van de spieren en het aantal mitochondriƫn in de spiercellen neemt juist af. Door anaerobe dissimilatie wordt in de spieren glycogeen afgebroken. Zo ontstaan witte spiervezels.
Voldoende rust tussen trainingsperioden is nodig voor een goed herstel. Als de rustperiodes goed gedoseerd zijn, gemiddeld 36 tot 48 uur, komt het prestatievermogen van een sporter op een hoger niveau. Het lichaam heeft na een training, altijd de neiging om zich te herstellen boven het oorspronkelijk niveau. Dit noem je supercompensatie.