Reflexen

1. Hamertje
2. Sensorische zenuw
3. Sensorische gedeelte ruggenmerg
4. Schakelneuronen
5. Motorische zenuw doet spier spannen
6. Motorische zenuw doet spier ontspannen
7. Sensorische neuron naar de hersenen

Wanneer een stofje in je oog komt, ga je onmiddellijk knipperen. Er loopt een beetje traanvocht over je hoornvlies. Je hoeft er niet bij na te denken. Reflexen zijn onbewuste aangeboren reacties van je zenuwstelsel.

Veel reflexen hebben een functie bij het handhaven van lichaamshoudingen en bij bewegingen. Ook zijn er reflexen die processen in je lichaam regelen of ter bescherming dienen, bijvoorbeeld de terugtrekreflex als je met je hand iets heets aanraakt. Voorbeelden van reflexen zijn de hoestreflex, de pupilreflex, de ooglidreflex, de voetzoolreflex, de slikreflex en de zuigreflex.

Een reflex begint bij een waarneming door een zintuig. De impulsen bereiken via sensorische cellen het ruggenmerg. Met of zonder tussenkomst van een schakelcel worden de impulsen verder geleid naar een motorische cel die een spier of klier beïnvloedt. Er volgt een reactie. Tegelijkertijd worden ook impulsen naar de hersenen geleid. Daardoor wordt je je, een fractie later, ook bewust van de reactie.
De reflexboog bestaat dus uit een sensorische cel, (soms) een schakelcel en een motorische cel. De reflexbogen van romp en ledematen verlopen via het ruggenmerg, die van hoofd en hals via de hersenstam.