Kleurenziend en kleurenblind

In het netvlies liggen twee soorten zintuigcellen: staafjes en kegeltjes.
Staafjes kunnen de lichtintensiteit waarnemen en zijn dus erg gevoelig voor licht.

Kleuren zien
Kleuren neem je waar door kegeltjes. Er zijn drie typen kegeltjes: één is vooral gevoelig voor groen licht, één voor blauwviolet licht en één voor rood licht. Wit is een combinatie van alle zichtbare kleuren. Bij wit licht reageren dus alle drie soorten kegeltjes, bij rood licht alleen het type voor rood.

Als één van die typen niet goed werkt, ontstaat er kleurenblindheid.
Ook de hersenen spelen een rol bij het kleuren zien, door de waargenomen kleuren te vergelijken met de omgeving. Ongeveer 8 procent van de mannen is kleurenblind. Bij vrouwen komt kleurenblindheid zelden voor. Meestal kan een kleurenblinde rood en groen slecht onderscheiden. Kleurenblindheid voor blauw en geel komt minder vaak voor. De meeste zoogdieren missen kegeltjes en zien dus geen kleuren.
De meeste vogels zien wel kleuren.