Diepte schatten

Het zien van diepte en het schatten van afstanden heet stereoscopie.
De beide oogzenuwen kruisen elkaar gedeeltelijk in het chiasma opticum. De impulsen van het linkergedeelte van het netvlies van beide ogen worden naar het linker optischecentrum geleid.

De impulsen van het rechter deel van beide ogen worden naar het rechter optische centrum.
In de optische centra worden de beelden van beide ogen met elkaar vergeleken. Het verschil is groter naarmate het voorwerp dichterbij is.

In het optisch centrum wordt van een voorwerp één beeld gevormd.
De werking van het chiasma opticum en de optische centra, maakt het mogelijk dat je met één oog een bijna net zo groot gezichtsveld hebt als met twee ogen.

Ook de spanning van de oogspieren geeft belangrijke informatie. Afhankelijk van de afstand van een voorwerp zijn de oogspieren meer of minder samengetrokken. De hersenen maken gebruik van deze informatie om de afstand te bepalen. Zo wordt uiteindelijk uit beide netvliesbeelden één driedimensionaal, stereoscopisch beeld samengesteld.

Ook mensen met één goed oog kunnen redelijk diepte leren zien.
Er zijn dus nog meer factoren die een rol spelen bij het juist schatten van de afstand, zoals: