Gedrag heeft invloed op de overlevingskansen en het voortplantingssucces van een dier ("Doorgeven van eigenschappen"). Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat ook gedrag evolueert. Wanneer alle dieren in een populatie zich op dezelfde wijze gedragen ondanks verschillen in interne of externe factoren, dan spreken we van aangeboren gedrag: het genotype bepaalt het gedrag. Meestal is er sprake van gedragsfenotypen die variëren afhankelijk van omgevingsfactoren. Sociale interacties, aanwezigheid van bepaald voedsel, of de mogelijkheden om te leren beïnvloeden het gedrag. In dit geval is het gedragsfenotype het resultaat van genotype en milieu.
Bij evolutionaire (ook wel ultieme of functionele) verklaringen voor gedrag bekijkt men de mogelijke voordelen van bepaald gedrag in het kader van evolutionaire fitness. Daarbij horen vragen als ‘waartoe dient het gedrag?’ en ‘hoe is het gedrag geëvolueerd?’.