Een dier dat effectief foerageert (voedsel zoekt) verspilt minder energie dan en dier dat hierin niet zo effectief is. Aanpassingen (adaptaties) in lichaamsbouw (bv de vorm van de snavel) of erfelijk vastgelegde gedragspatronen kunnen daarbij helpen.
Door natuurlijke selectie overleven deze dieren, en krijgen nageslacht met dezelfde eigenschappen.
Hoewel dit gedrag erfelijk vastgelegd is, maakt leergedrag, zoals imitatie, het gedrag flexibel (zie "Leren"). Leren kan de overlevingskansen van een dier vergroten. Sommige dieren gebruiken daarbij werktuigen, zoals chimpansees die een takje gebruiken om termieten te vangen. Andere werken samen, zoals wolven die met elkaar een eland opjagen en vangen.
Dieren die zich willen beschermen tegen roofdieren hebben daar verschillende mogelijkheden voor.
Ze kunnen zich camoufleren door middel van een schutkleur en/of zich verstoppen, een ander organisme nabootsen (mimicry), of samenwerken door elkaar te waarschuwen en/of de vijand in verwarring te brengen.