Bijna elk materiaal in de natuur wordt uiteindelijk weer door reducenten gereduceerd tot anorganische stoffen. Bij sommige stoffen gaat dat langzamer dan bij andere stoffen. Hout blijft bijvoorbeeld vrij lang liggen in een bos. Dat komt doordat er niet zoveel bacteriesoorten of schimmelsoorten zijn die hout (lignine) kunnen afbreken. Hout is daarom minder biologisch afbreekbaar dan het vlees van een dood dier, dat door meerder soorten bacteriƫn kan worden afgebroken.
Bij de verwerking van huisvuil worden reducenten ingezet. Zij zetten het afval om in water en CO2 en mineralen. De reststof, compost (nog niet verteerd materiaal, vergelijkbaar met humus), kan gebruikt worden in tuinen en akkers. Daar geeft het langzaam de mineralen weer af.
De meeste plastics zijn niet of nauwelijks biologisch afbreekbaar. Er zijn geen bacteriƫn met de juiste enzymen om plastic te verteren. Plastic ondergaat wel chemische reacties met stoffen in de omgeving en slijt daardoor uiteindelijk weg. Dat proces duurt echter heel lang waardoor er een afvalprobleem ontstaat. Verbranden kan, maar dat geeft luchtvervuiling. Fabrikanten van verpakkingsmateriaal zijn op zoek naar biologisch afbreekbare verpakkingsmiddelen.
In het water vinden dezelfde soort processen plaats, ook daar worden organische stoffen door reducenten omgezet in anorganische stoffen.
Dit wordt ook wel het zelfreinigende vermogen van water genoemd. Hier wordt gebruik van gemaakt in rioolwaterzuiveringsinstallaties. Alle menselijke uitwerpselen worden op die manier weer omgezet in koolstofdioxide, humus of mineralen.