Elk organisme in een voedselketen neemt voedingsstoffen op in zijn lichaam.
Ze worden afgebroken en gebruikt om energie uit te halen of om biomassa op te bouwen. Onverteerbare resten worden uitgescheiden.
Er zijn ook stoffen die niet worden afgebroken en verbruikt en ook niet uitgescheiden. Ze worden opgeslagen in het eigen (vet)weefsel. Dergelijke moeilijk afbreekbare stoffen heten persistent.
Ze worden onveranderd aan de volgende schakel in de voedselketen doorgegeven. De concentratie in de voedselketen neemt toe, doordat de consumenten het weefsel van meerdere planten of meerdere dieren eten.
De ophoping van schadelijke stoffen in de voedselketen heet ook wel accumulatie.
Berucht was het insecticide DDT, dat een halfwaarde tijd heeft van enkele tientallen jaren. Dergelijke bestrijdingsmiddelen zijn inmiddels verboden, maar ze werden nog jaren gevonden in met name de laatste schakels van een voedselketen.