![]() |
![]() |
Cellen en weefsels in een blad
Cellen van de epidermis zijn goed lichtdoorlatend.
Op de epidermis bevindt zich meestal een laagje was: de cuticula. Epidermis en cuticula beschermen het blad tegen uitdroging. Palissadeparenchymcellen en de sponsparenchymcellen bevatten bladgroen, evenals de sluitcellen van de huidmondjes. In cellen met bladgroen vindt fotosynthese plaats.
Hoofdnerf en zijnerven in het blad bestaan uit houtvaten, bastvaten en steunweefsel.
Houtvaten liggen aan de bovenkant, bastvaten aan de onderkant. De houtvaten bestaan alleen uit celwanden, de bastvaten uit levende cellen. In de houtvaten worden vooral opgeloste mineralen en water vervoerd. In de bastvaten worden vooral organische stoffen (opgelost in water) vervoerd. Houtvaten geven, samen met andere cellen met dikke celwanden, een blad stevigheid.
Cellen en weefsels in een stengel
Een stengel heeft, net als een blad en een wortel, aan de buitenzijde een epidermislaag van goed aansluitende cellen.
Daaronder bevindt zich schorsparenchym. Bij groene stengels bevindt zich in het schorsparenchym bladgroen en vindt er fotosynthese plaats. Er zijn dan ook huidmondjes te vinden in de epidermis van veel groene stengels. Door de huidmondjes kan gaswisseling plaatsvinden.
Vaak bevindt zich onder de laag schorsparenchym een laag steunweefsel met verdikte celwanden. Onder de laag steunweefsel bevinden zich de vaatbundels met houtvaten, bastvaten en vaatbundel parenchymcellen. Parenchym is een verzamelnaam voor opvullend weefsel zonder duidelijke aanduiding vorm en functie. Rond de vaatbundel is vaak steunweefsel te zien, dat als een soort skelet fungeert. In de vaatbundel van tweejarige en meerjarige planten bevindt zich groeiweefsel (cambium) van waaruit diktegroei kan plaatsvinden.