De drijvende kracht achter alle processen in cellen is uiteindelijk de energie van de zon. Toch kunnen de meeste organismen deze energie hooguit gebruiken om hun temperatuur op peil te houden. Alleen organismen met bladgroen zoals planten, algen en enkele bacteriesoorten (cyanobacteriën) kunnen het zonlicht ook benutten om van te leven . Ze gebruiken de energie om uit water en koolstofdioxide organische stoffen te maken. Het proces waarin ze dit doen heet fotosynthese.
Een kleine groep bacteriën kan leven van de energie uit de oxidatie van energierijke anorganische verbindingen. Met behulp van die energie maken ze de organische stoffen die ze nodig hebben. Daarbij is geen zonlicht nodig.
Dit proces heet chemosynthese. Alle organismen zijn afhankelijk van organische stoffen die via fotosynthese of chemosynthese zijn gemaakt.
Bij dieren komen deze processen niet voor. Zij zijn daarom afhankelijk van planten of bacteriën die deze processen wel uit kunnen voeren.