Het molecuul ATP (Adenosine-Tri –Phosphate) bevat tussen de drie fosfaatgroepen twee bindingen die veel energie bevatten. De fosfaatgroepen zijn negatief geladen en het kost daardoor veel energie om ze bij elkaar te brengen en te koppelen.
Bij de splitsing van ATP in ADP (Adenosine Di Phosfaat) en Pi(Pi staat voor inorganic Phosphate, PO43-) komt deze energie weer vrij.
Ook de splitsing van ADP in AMP (Adenosine Mono Phosfaat) en Pi levert energie.
Functie van ATP
We bekijken een reactie, de omzetting van glutamaat en NH4+in glutamine.
Deze reactie verloopt niet spontaan. De direct verbinding van de ammonia groep aan glutamaat kost zoveel energie dat de reactie niet kan plaatsvinden.
Door de reactie in twee stappen te laten verlopen (met de vorming van een energierijk tussenproduct, glutamylfosfaat), kan de reactie in de cel toch verlopen.
Allereerst wordt ATP gesplitst in ADP en Pi. Dit levert energie die vervolgens gebruikt wordt om de fosfaatgroep aan glutamaat te koppelen. Nu is het tussenproduct glutamylfosfaat gevormd. In de tweede stap wordt de fosfaatgroep vervangen door de ammoniagroep en wordt glutamine gevormd.
ATP kan andere stoffen fosforyleren. Fosfaatgroepen worden dan aan de stoffen gekoppeld, waardoor deze geactiveerd worden en verder kunnen reageren. Ook enzymen kunnen worden geactiveerd door fosforylering.
De fosfaatgroep die vrijkomt bij de splitsing van ATP kan ook worden overgedragen op bijvoorbeeld een membraaneiwit. Door deze binding wordt dan het actieve transport via het membraaneiwit aangedreven.
![]() |
![]() |