Water is een anorganische stof. Andere belangrijke anorganische stoffen zijn koolstofdioxide (CO2) en zuurstof (O2). Ook zouten zijn anorganische stoffen.
Voorbeelden zijn keukenzout (natriumchloride) en gips (calciumsulfaat).
Dit zijn allemaal kleine moleculen.
Organische stoffen zijn stoffen waarin koolstof (C) voorkomt, met uitzondering van koolmonoxide (CO) en koolstofdioxide (CO2).
Naast C-atomen bevatten organische stoffen ook veel H- en O-atomen.
Koolhydraten en vetten behoren tot de organische stoffen, evenals eiwitten en nucleïnezuren. Deze laatste drie bevatten naast de genoemde elementen ook nog de elementen N (stikstof) en S (zwavel) en P(fosfor).
Veel van deze moleculen zijn erg groot. We noemen ze dan ook macromoleculen.