De meeste zoogdieren en veel ongewervelde dieren leven op het land. Zij halen zuurstof uit de lucht en geven koolstofdioxide aan de lucht af. Lucht bevat een groot percentage stikstof gas (73%) en dat gaat dankzij de gaswisseling de cellen in en uit.
Tegelijk met die uitwisseling van gassen verlaat water het lichaam. Per volume eenheid (bijvoorbeeld een liter) bevat lucht veel meer zuurstof en het is veel lichter. Lucht bevat daarentegen weinig water(damp).
Landbewoners zullen proberen om zoveel mogelijk gassen en zo weinig mogelijk water uit te wisselen.
Daardoor zouden ze kunnen uitdrogen.
Gewervelde dieren maken hoofdzakelijk gebruik van longen die via een luchtpijp in verbinding staan met de buitenlucht.
Daarnaast kan ook de huid als ademhalingsorgaan dienen (bij sommige vissen en amfibieƫn) maar die moet dan wel vochtig blijven!