Om te zorgen voor een efficiƫnte gaswisseling tussen cellen en hun milieu wordt zuurstof zo dicht mogelijk bij de cellen gebracht.
Koolstofdioxide wordt tegelijkertijd afgevoerd.
De afstand van de lucht die je longen inkomt naar de cellen van je kleine teen
is groot. De gassen uit de lucht worden door het bloed van en naar alle cellen in je lichaam gebracht.
De longblaasjes zijn het contactoppervlak tussen buiten- en binnenwereld.
De beweging van de borstkas zorgt voor de verversing van de aangevoerde lucht.
Dit noem je ventilatie.
We volgen de weg van de lucht vanuit de mondholte naar het bloed.
Van mond tot long
Meestal komt de lucht eerst in de neusholte.
Daar wordt de lucht enigszins gefilterd en bevochtigd. Vervolgens gaat de lucht door de keelholte, langs de huig en langs het strottenklepje naar de luchtpijp.
De luchtpijp wordt opengehouden door kraakbeenringen.
De lucht strijkt langs vochtig trilhaarweefsel dat hetzelfde doet als de neus: vuil weghalen, de temperatuur van de lucht verhogen en bevochtigen. Vervolgens wordt de luchtstroom gesplitst in steeds kleinere buisjes: eerst bronchiƫn, dan bronchiolen en ten slotte komt de lucht uit in de longblaasjes.