2H01.3 Opgaven .................................................................................................................................
1 | ![]() |
Gat in de muur |
Je kijkt door een gat in de muur.
Met kijklijnen kun je aangeven wat je achter de muur kunt zien.
Teken de kijklijnen in de afbeelding op het werkblad.
Vul in:
Hoe verder je van de muur af staat, hoe
2 | ![]() |
Kruispunt |
Een automobilist nadert een kruising.
Op de hoeken staan hoge gebouwen.
Geef op het werkblad met kijklijnen aan welk deel van de kruising de automobilist kan zien.
Kan de automobilist de fietsers zien?
3 | ![]() |
Gezichtshoek uil |
Van een uil is van beide ogen de gezichtshoek getekend.
Meet op het werkblad de gezichtshoek van één oog.
Meet op het werkblad de gehele gezichtshoek.
4 | ![]() |
Zicht op de tuin |
Bekijk de plattegrond.
Je zit in de luie stoel.
Gebruik je geodriehoek en je werkblad om uit te zoeken welke voorwerpen in de tuin je kunt zien.
Zoek ook uit welke voorwerpen in de tuin je kunt zien als je achter je bureau zit.
Je zit zo ver mogelijk naar achter in je luie stoel.
Hoe groot is de kijkhoek als je door het raam kijkt?