Insecten/vissen/vogels (VWO)

Insecten
Om de osmotische waarde van het interne milieu constant te houden, proberen veel landdieren hun waterverlies tegen te gaan.
Het impermeabel maken van de huid is daarbij een eerste stap.

Insecten hebben een pantser van chitine (een suiker) met daar overheen een waslaagje. Zo’n ondoorlaatbare laag houdt ook zuurstof tegen en dat is niet de bedoeling. Speciale poriën (stigmata) zorgen voor de gaswisseling, ook al leidt dat ook tot waterverlies.

Om stikstofhoudende verbindingen uit te scheiden vanuit de lichaamsvloeistof hebben insecten geen nieren maar een systeem van buisjes aan hun darmen: de buisjes van Malpigi.
Daarnaast zorgt het systeem voor de osmoregulatie van de lichaamsvloeistof.

Vissen
Zeevissen lopen voortdurend het gevaar om water te verliezen; hun huid, maar vooral hun kieuwen zijn permeabel.
Om uitdroging te voorkomen, drinken ze zeewater. Daarmee krijgen ze grote hoeveelheden zouten binnen. Om die kwijt te raken, zouden ze geconcentreerde urine kunnen maken, maar daartoe zijn hun nieren niet in staat. In plaats daarvan vindt actief zouttransport plaats over de kieuw-membranen naar het zeewater.

Zoetwatervissen hebben het tegenovergestelde probleem.
De osmotische waarde van hun cellen is hoger dan die van het zoet water dat ze drinken.
Ze moeten dus veel water (verdunde urine) uitscheiden en ervoor zorgen dat ze veel zouten opnemen en vasthouden. In sommige gevallen nemen ze via de kieuwmembranen ook zouten op.

Palingen zijn vissen die zowel in zout- als in zoetwater leven.
Bij het zwemmen van zoet naar zoutwater verliezen ze in tien uur tijd wel 4% van hun lichaamsgewicht aan water.

Vogels
Zeevogels hebben eenzelfde osmotische probleem als zeevissen. Vogels hebben weliswaar nieren, maar ze hebben geen blaas.
Ze slaan geen urine op vanwege het gewicht tijdens het vliegen.
Ze kunnen ook geen zouten uitscheiden via de kieuwen!
In de kop van veel zeevogels zitten zoutklieren die actief zouten uit de lichaamsvloeistof uitscheiden om de osmotische waarde van het bloed te kunnen regelen.