Vetten bestaan uit glycerol en 3 vetzuren (triglyceriden). Zie "Koolhydraten en vetten". Voordat vet kan worden opgenomen in het lichaam zijn de enkele bewerkingen nodig. Vetten worden in de twaalfvingerige darm door gal geƫmulgeerd. Alvleessap bevat vervolgens een enzym (pancreaslipase) dat vet afbreekt tot glycerol en vetzuren.
Glycerol en vetzuren kunnen door de cellen van de darmvlokken in de dunne darm worden opgenomen. Uit het opgenomen glycerol en de opgenomen vetzuren worden in de cellen van het darmepitheel weer vetten gevormd. Vetten die uit kleine vetzuurmoleculen zijn gevormd, worden opgenomen in het bloed van de haarvaten. De vetten die uit grote vetzuurmoleculen zijn gevormd, worden opgenomen in de lymfe van de lymfevaten.