Enzymen zijn bolvormige eiwitten die omzettingsreacties katalyseren, ofwel versnellen. Tientallen eiwitten zijn betrokken bij de katalysatie van voedingsstoffen in het spijsverteringskanaal.
Een enzym heeft een holte, het reactiecentrum.
Hierin past het molecuul dat omgezet moet worden (substraat).
Het reactiecentrum is specifiek voor het type enzym en is dus niet voor elk enzym hetzelfde. Je kunt het vergelijken met een sleutel (substraat) die in een slot (enzym) past. Enzymen zijn dus reactiespecifiek.
Een enzym kan meerdere omzettingsreacties katalyseren en dus meerdere substraten binden. Enzymen gaan echter niet oneindig mee; na verloop van tijd treedt slijtage op. Gelukkig worden enzymen steeds opnieuw door het lichaam gemaakt.
Soms helpt een andere stof bij het aan- en uitzetten van enzymen; een co-enzym. De concentratie van het co-enzym bepaalt de snelheid van de reactie. Soms is er ook een co-factor nodig welke helpt bij de binding of werking van het enzym. Een co-factor kan een vitamine of een metaalion zijn.
De naamgeving van enzymen is altijd hetzelfde.
Een enzym eindigt altijd op ‘-ase’.
Het gedeelte ervoor geeft aan wat het enzym omzet: het enzym dat maltose omzet heet maltase, het enzym dat amylose omzet heet amylase.