Glucoseresorptie heeft transportenzymen nodig en kost dus energie; actief transport treedt op.
Een transportenzym bindt aan de glucosemoleculen en Na+-ionen uit de darmholte. Door binding van beide componenten verandert het transportenzym van vorm waardoor de gebonden componenten intracellulair kunnen afgeven. De Na+-ionen worden de cel uitgepompt en kaliumionen de cel ingepompt door de natrium-kaliumpomp. Energie wordt geleverd door ATP.
De opname van water in de dikke darm vindt voornamelijk plaats door osmose via porie-eiwitten. Ionen worden actief getransporteerd waardoor er een verschil in osmotische waarde ontstaat. Hierdoor is het mogelijk om water op te nemen.