Eiwitten

Eiwitten dienen met name als bouwstof.
Eiwitten bestaan uit een lange aaneenschakeling van verschillende aminozuren. De meeste aminozuren die ons lichaam gebruikt voor de opbouw van eiwitten, kan de lever samenstellen uit een ander aminozuur. Acht aminozuren, de essentiële aminozuren kan het lichaam niet zelf maken.
Die moet via de voeding binnenkomen.
Eiwitten kun je onderverdelen in dierlijke en plantaardige eiwitten. Dierlijk eiwit bevat voldoende essentiële aminozuren. Voor plantaardige eiwitten verschilt dat per product.

Voorbeelden:
Een ei bevat 6,2 gram eiwit, een hamburger 15,8 gram, een eetlepel bruine bonen 4,3 gram en een glas sojamelk 5,6 gram (bron: Voedingscentrum). Vegetariërs moeten hun voedsel zo kiezen dat er voldoende essentiële aminozuren in voor komen.
Volwassenen hebben gemiddeld 0,8 g eiwit per kilogram lichaamsgewicht nodig. Bij zware lichamelijk inspanning neemt de eiwitbehoefte per kg lichaamsgewicht niet toe. Maar bij een krachttraining heb je wel meer eiwit nodig om spiermassa te vormen. Eiwitten kunnen niet in het lichaam worden opgeslagen. Een teveel wordt afgebroken. Daarbij blijft ureum over; een afvalstof die door de nieren wordt afgevoerd. Eiwitten kunnen wel in elkaar worden omgezet, daarom zijn er ook geen essentiële eiwitten. Lees meer over de opbouw van eiwitten in de Kennisbank "Eiwitten".