Koolhydraten als energieleverancier

Glucose, fructose, zetmeel en cellulose zijn voorbeelden van koolhydraten. Koolhydraten dienen als brandstof (behalve cellulose); ze leveren energie om te kunnen functioneren.
Voor de hersenen en rode bloedcellen is vooral glucose belangrijk. Een deel van de opgenomen koolhydraten wordt als glycogeen opgeslagen in de lever en spieren. Als er op een later tijdstip een verhoogde energiebehoefte is, dan kan het snel worden omgezet in glucose. Wanneer de glycogeenvoorraad vol is, wordt het overschot aan koolhydraten omgezet in vetweefsel.

Meer dan energie
Koolhydraten doen meer dan energie geven. Zo geven koolhydraten sacharose (tafel)suiker en fructose (vruchtensuiker) een zoete smaak aan de voeding.
Plantaardige producten zijn vaak rijk aan het koolhydraat cellulose. Hout bestaat voor een groot deel uit cellulose. Katoen en watten bestaan bijna helemaal uit cellulose. Cellulose bevindt zich in de celwanden van plantaardige cellen en is het meest voorkomende organisch materiaal op aarde.
Het Voedingscentrum adviseert dat wie gezond wil eten, 40-70% van zijn energie uit koolhydraten haalt. Gezonde keuzes zijn koolhydraatbronnen die veel voedingsvezels bevatten zoals volkorenbrood, volkoren pasta, zilvervliesrijst en peulvruchten.

Te veel of te weinig
Als je te veel koolhydraten eet, kan dat betekenen dat je te weinig eiwitten of vetten eet. Als je lichaam te weinig koolhydraten of vetten binnenkrijgt, dan gebruikt het lichaam spiereiwit als energiebron. Dat gaat ten koste van je spieren. Lees meer over de opbouw van koolhydraten in de Kennisbank "Koolhydraten en vetten".