Opgaven fasen en fase overgangen

  1. In welke fase is het water bij elk van de volgende weersverschijnselen
    1. Regen:
    2. Sneeuw
    3. Hagel
    4. Dauw
    5. Rijp
    6. Mist

 

  1. Met welke fase overgang heb je te maken:
    1. Als je je natte kleren te drogen hangt aan de waslijn?
    2. Als de ruiten van het lokaal beslaan?
    3. Als je het vriesvak van je koelkast laat ontdooien?
    4. Als het gras ’s nachts vochtig wordt van de dauw?
    5. Als het water in het radiatorbakje langzaam verdwijnt?
    6. Als een koud glas limonade aan de buitenkant beslaat?
    7. Als je ijsblokjes maakt in het vriesvak van de koelkast?
    8. Als je de aardappels droog laat koken?
    9. Als er bij koud weer een nevelwolkje uit je mond komt?

 

  1. Als Joris thuiskomt en de kamer binnenstapt, beslaan zijn brillenglazen meteen.
    1. Wat kun je zeggen over de temperatuur binnen en buiten?
    2. Waar komen de waterdruppeltjes vandaan die de brillenglazen van Joris wazig maken?
    3. Hoe noem je deze fase overgang?