Hieronder volgen twee argumentaties, die we zullen analyseren met het versimpelde argumentatiemodel van Toulmin.
Argumentatie 1: In Nederland wordt meer koolstofdioxide uitgestoten dan methaan (beide broeikasgassen). Koolstofdioxide draagt in Nederland dus meer bij aan het broeikaseffect.
In deze argumentatie wordt een stelling (CO2 draagt in NL meer bij aan het broeikaseffect) geformuleerd op basis van data (er wordt in Nederland meer CO2 uitgestoten dan CH4), maar er ontbreekt een rechtvaardiging. Deze argumentatie voldoet dan ook niet aan het argumentatiemodel van Toulmin. Een rechtvaardiging van de stelling zou kunnen zijn dat bij gelijke hoeveelheden CO2 een schadelijker gas voor het broeikaseffect is dan CH4.
Argumentatie 2: Duitsland heeft ongeveer zes keer zo veel inwoners als Nederland. De kans is daarom een stuk groter dat Duitsland meer goede voetballers zal opleiden, aangezien de sport onder jongeren in beide landen ongeveer even populair is. Daarnaast heeft een onafhankelijk instituut de kwaliteit van de jeugdopleidingen in beide landen als vergelijkbaar beoordeeld.
De stelling dat Duitsland meer goede voetballers zal opleiden gebaseerd op het aantal inwoners van beide landen (data) wordt nu gerechtvaardigd. Er wordt namelijk aangegeven dat naar verhouding evenveel jongeren kiezen voor voetbal, en dat de kwaliteit van de jeugdopleiding vergelijkbaar is in beide landen. Deze argumentatie voldoet dan ook wel aan het argumentatiemodel van Toulmin.
In de volgende oefening ga je zelf aan de slag met het argumentatiemodel van Toulmin.