Het tijdvak

Tijd van monniken en ridders

Dit tijdvak begint ongeveer in het jaar 500 en eindigt ongeveer rond het jaar 1000. Het deel van de geschiedenis dat we hier bespreken noemen we de vroege Middeleeuwen. Dit is de tijd van de monniken en ridders. De Middeleeuwen duren tot het jaar 1500.

Door het ineenstorten van het Romeinse Rijk veranderde er veel voor de boeren. Ze konden in de tijd van het Romeinse rijk gebruik maken van de Romeinse techniek. Nu moesten ze voor zichzelf zorgen. Hierdoor werd oogst minder en hadden de boeren maar net genoeg om rond te komen.

Het grote gebied waar de Romeinen ooit heersten was nu verbrokkeld. Vanaf het jaar 500 ontstonden er verschillende koninkrijken. Een van de rijken behoorde tot de Frankische koning Clovis. In de achtste eeuw werd dit een groot koninkrijk in West-Europa. Karel de Grote was toen de keizer van dit rijk.

Karel verdeelde land in streken en stelde daar een landheer aan (bijvoorbeeld een graaf of hertog). De land heer mocht zijn land weer verhuren aan boeren in ruil voor bescherming. Wat de boeren verbouwde op hun land moesten ze delen met hun landheer. De boeren mochten niet zomaar van leen opzeggen. Dit systeem heet het hofstelsel en de boeren werden horigen genoemd.

Bijna alle mensen waren dus deel van dit hofstelsel. De horigen, de landheren en de koning. Maar heel soms waren er ook vrije boeren en er waren mensen die leefden in het klooster. Zij hoorden bij de kerk. De eerste monniken kwamen rond het jaar 700 naar Nederland, de bekendste waren Willibrord en Bonifatius. Vanaf die tijd werden de meeste mensen in Nederland Katholiek.

De oudste Nederlandse geschreven tekst die we kennen is echter geen Bijbelse tekst. Deze tekst begint met de woorden Hebban olla vogala. Dit was waarschijnlijk een romantisch gedichtje. Het woord hebban betekent waarschijnlijk hebben. Olla betekent alle. Vogala betekent vogels. Men denkt dat de vertaling van de complete zin “Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?” is. Maar omdat dit zo lang geleden in de geschiedenis is geschreven, weten we de exacte betekenis natuurlijk niet zeker.

Aan het einde van dit tijdvak kwamen ook de eerste mensen voor vast in de regio Gorinchem wonen. Vanuit Tiel begonnen mensen het land te ontginnen, dit betekent dat in het moerasland slootjes werden gegraven, zodat boeren op het land konden werken. Dat het hier gebeurde is niet toevallig, dorpen en steden ontstonden meestal in de buurt van rivieren en bij Gorinchem stromen er twee (de Linge en de Merwede)

Bron: https://www.tijdvakken.nl/monniken-en-ridders/