Chemische fabrieken hebben belang bij het produceren van een goed en bruikbaar product. Zo’n productieproces kent vaak een aantal stappen en wordt dan een ‘synthese’ genoemd.
Elke ontwerper van een synthese wil de maximale hoeveelheid product maken vanuit een bepaalde uitgangsstof, dat wil zeggen dat er niet alleen gestreefd wordt om een zo hoog mogelijke opbrengst te hebben, maar ook om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk atomen van de beginstoffen in het eindproduct terecht komen. Het is mogelijk om uit te rekenen hoe succesvol zo’n synthese is door gebruik te maken van ‘atoomeconomie’.
Atoomeconomie wordt berekend vanuit de reactievergelijking en is gedefinieerd als:
Hierbij staat ‘M’ voor de massa van de stof(fen).
Voorbeeld
Door methanol met azijnzuur te laten reageren, ontstaat methylethanoaat (C3H6O2) en water.
Bovenstaande massaverhouding is afgeleid uit de molaire massa’s van de reagerende stoffen en de molverhouding (die hier 1:1:1:1 is).
Uit dit voorbeeld blijkt dat uit 32,042 gram methanol en 60,053 gram azijnzuur maximaal 74,078 gram methylethanoaat en 18,015 gram water gevormd kan worden. De atoomeconomie voor de ester methylethanoaat is dus:
Bekijk ook de video uitleg over atoomeconomie en rendement.