Hoe stel je een vraag in het Engels? Welke 'vraagwoorden' zijn er?
Task D.
1) Schrijf in je schrift zoveel mogelijk vraagwoorden op in het Nederlands.
2) Klaar? Bespreek met een klasgenoot welke woorden je hebt opgeschreven. Kun je de lijst langer maken?
3) Probeer nu achter de Nederlandse vraagwoorden, de Engelse vertaling van deze woorden op te schrijven.
4) Check met de tabel hieronder of je nog woorden mist en maak je lijst compleet.
Question Word |
Function |
Example |
what |
vraag naar informatie (wat) |
What is your name? |
vraag om herhaling of bevestiging |
What? I can't hear you. |
|
when |
vraag naar tijd, dag, maand enz. (wanneer) |
When did he leave? |
where |
vraag naar plaats (waar) |
Where do they live? |
which |
vraag keuze tussen twee of meer dingen (welke) |
Which colour do you want? |
who |
vraag naar wie (persoon) |
Who opened the door? |
whose |
vraag van wie het is (persoon) |
Whose keys are these? |
why |
vraag naar reden (waarom) |
Why do you say that? |
how |
hoe iets werkt of is (hoe) |
How does this work? |
how far |
hoe ver |
How far is Amsterdam from Utrecht? |
how long |
hoe lang (tijd) |
How long will it take? |
how many |
hoe veel (telbaar) |
How many cars are there? |
how much |
hoe veel (ontelbaar) |
How much money do you have? |
how old |
hoe oud |
How old are you? |
Task E.
Do the exercises below and write down your scores in your notebook..