Opdracht 7
Geef de vergelijkingen voor het oplossen van de volgende zouten:
a. calciumnitraat
b. ammoniumsulfaat
c. ijzer(III)ethanoaat
Opdracht 8
Geef de vergelijking voor het indampen van de volgende oplossingen:
a. een oplossing van magnesiumnitriet
b. een oplossing van bariumwaterstofcarbonaat
c. natronloog
Opdracht 9
Je lost een gelijke hoeveelheid kaliumcarbonaat en loodbromide apart van elkaar op in water. Vervolgens meet je van beide oplossingen gedurende 5 minuten de stroomsterkte.
a. Leg, met behulp van begrippen op microniveau, uit wat er met de deeltjes gebeurt.
b. Leg uit in welke oplossing de hoogste stroomsterkte wordt gemeten.
Tijdens het meten van de stroomsterkte blijft deze in de loodbromide oplossing constant.
c. Geef een verklaring voor deze waarneming.
Opdracht 10
Geef de formule van de volgende zouten met een triviale naam (Binas tabel 66A) en geef indien het zout goed oplost ook de vergelijking voor het oplossen:
a. keukenzout
b. salmiak
c. marmer
d. caustische soda