De jaren 50 stonden in het teken van de wederopbouw en het economisch herstel. Het was een periode van hard werken, van soberheid en spaarzaamheid. De meeste samenlevingen in West-Europa waren nog heel traditioneel. Het gezin was de hoeksteen van de samenleving. De meeste vrouwen werkten in het huishouden en zorgden voor de kinderen. De man was de kostwinner en op zondag ging de meeste gezinnen naar de kerk.
Voor de oudere generaties was deze manier van leven geen probleem. Na de slechte oorlogstijd was er behoefte aan structuur en rust. De babyboomers, net na de oorlog geboren, groeiden op in een sobere sfeer. In de loop van de jaren 60 nam de welvaart snel toe. De samenleving veranderde. Jongeren hadden meer geld te besteden, er was volop werk en behoefte aan geschoold personeel.
Jongeren die geld verdienden en meer vrije tijd hadden dan de generaties voor hen, gingen op zoek naar ontplooiing en ontspanning. Hun blik werd verbreed door de komst van de televisie. De eerste televisie-uitzending in Nederland was in 1951. Het aantal tv-toestellen steeg snel. Waren er in 1951 nog slechts 150 toestellen, in 1957 was dat aantal al gestegen tot 120.000.
Zo kwamen steeds meer mensen in contact met de leefwereld van de andere zuilen en met andere culturen en zienswijzen. Ook werden muziek, dans en amusement populair. De Amerikaanse Elvis Presley en andere artiesten uit de cultuur van de rock & roll werden als idolen voorbeelden voor de jeugd. Jongeren gingen zich net zo kleden en gedragen als hun idolen. Met deze middelen uitten zij hun verzet tegen het ‘saaie’ en ‘degelijke’ leven van hun ouders.