3.4 Stofeigenschappen

 

Stel je maakt een stoel, voor welke stof zou jij dan kiezen?

De stof die je kiest zorgt voor de eigenschappen van de stoel. Kies je voor ijzer, dan wordt de stoel sterk en zwaar, kies je voor kunststof dan wordt hij sterk en licht. Alle stoffen hebben verschillende eigenschappen. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn. Kleur, geur, smaak, brandbaarheid, doorzichtigheid, giftigheid, zuurgraad, hardheid, kookpunt, smeltpunt, dichtheid en fase.

Op deze paragraaf leggen we wat stofeigenschappen uit, zoals zuurgraad, fase, kookpunt en smeltpunt, omdat je misschien nog niet weet wat het is. Later in dit hoofdstuk komt de stofeigenschap dichtheid nog terug.

 

Fase

Alle stoffen kunnen één of meerder fasen hebben doordat bijvoorbeeld de temperatuur veranderd. Als voorbeeld gebruiken we water. Als het koud is komt water in de vaste fase voor, wordt het warmer dan is het vloeibaar en wordt het nog warmer dan is het gas.

Fase en faseovergangen https://www.youtube.com/watch?v=oLQmWfCiH4k

 

Zuurgraad

Een eigenschap van een stof kan de zuurgraad zijn. Een stof kan zuur of basisch zijn, hoe zuur iets is geef je aan in een getal en de eenheid bij dat getal is pH. Voorbeelden zijn water, dit is neutraal (7pH), citroensap is zuur (2pH) en bleekmiddel is basisch (12pH)

 

 

Kookpunt en smeltpunt

Elke stof kookt bij een bepaalde temperatuur en elke stof smelt bij een bepaalde temperatuur. Het makkelijkste voorbeeld is dat van water. Dit smelt bij 0 graden en kookt bij 100 graden. Veel stoffen zoals metalen kunnen smelten en koken, denk maar eens aan ijzer, goud of diamant.

 

 


Test jezelf