In oktober 1962 dreigde een nucleaire oorlog tussen beide grootmachten. De Cuba-crisis staat daarom bij veel mensen nog in het geheugen gegrift. Castro kwam in 1959 na een bloedige revolutie aan de macht in Cuba.
Hij voerde een communistisch bewind in en ging over tot onteigening van Amerikaanse bedrijven. Voor de Sovjet-Unie was Cuba een strategisch belangrijke bondgenoot. In het geheim plaatste de Sovjet-Unie een raketbasis op het eiland waardoor de VS binnen bereik van de Russische raketten kwam te liggen.
De VS onder leiding van president Kennedy eiste ontmanteling van de Russische raketbasis op Cuba en de stopzetting van de verscheping van militaire goederen naar het eiland. Uiteindelijk gaf de Sovjet-Unie onder leiding van Chroesjtsjov gehoor aan de eis en trok zijn materieel en manschappen terug. Daarmee werd ternauwernood een kernoorlog voorkomen.
De oorlog in Afghanistan duurde voor de Sovjet-Unie 10 jaar en was in resultaat en impact te vergelijken met de Vietnam-oorlog voor de Amerikanen. De Russen steunden de Marxistische Democratische partij van Afghanistan en bestreden samen de islamitische verzetsgroepen van de Muhajedin.
Deze islamitische militaire groeperingen, waartoe ook de latere Taliban-strijders gerekend worden, werden gesteund door de Verenigde Staten. Het Sovjet-leger bleek niet opgewassen tegen de guerrillaoorlog van de Afghaanse Muhajedin-groepen. In 1989 trok het land zijn troepen terug.