In Nederlands-Indië ontstond door beter onderwijs een zelfbewuste groep Indiërs die zeer kritisch stond tegen het Nederlands bestuur. Vanaf 1912 werden politieke bewegingen opgericht die het politieke zelfbewustzijn wilden bevorderen zoals Boedi Oetomo en Sarekat Islam. In 1920 volgde een communistische partij (PKI) die openlijk streefde naar onafhankelijkheid.
In de jaren twintig kreeg het nationalisme een steeds openlijker anti-Nederlands karakter. Nationalistische leiders als Mohammed Hatta en Soekarno richtten een Nationalistische partij op (PNI) en propageerden het opzeggen van iedere vorm van samenwerking met Nederland.
De koloniale overheid reageerde hard en repressief. Opstanden werden met harde hand neergeslagen en leiders als Hatta en Soekarno verdwenen in interneringskampen. Ze kwamen pas vrij toen Nederlands-Indië bezet werd door Japan in maart 1942.
Afbeeldingen: Artikel over communistische oproer op Java en Sumatra in de Indische Volk van 20 november 1926.